27 november 1980
342
dat de begroting voor 1980 er zö gunstig uitzag, dat bijvoorbeeld van
een verhoging van de o.g.b. werd afgezien. Maar, zo gaat het dan verder,
wij werden door verstorende invloeden van buitenaf onder druk gezet, zo-
dat het overschot verdween en in 1981 een tekort ontstaat van f 400.000,
Onder die verstorende invloeden worden verstaan een lagere uitkering uit
het gemeentefonds en een stijging van het rente-percentage, kennelijk in-
vloeden die het college als een verrassing heeft ervaren. Tijdens mijn
algemene beschouwing van vorig jaar heb ik, wijzende op de financieel-
economische problemen in Nederiand, het gevaar niet derikbeeldig geacht,
dat juist in de uitkeringen uit het gemeentefonds ombuigingen zouden
plaatsvinden (blz. 296, notulen 29-11-1979).
Voor mijn fraktie komen die verstorende invloeden van buitenaf dan ook
niet als een verrassing en wij vrezen wederom dat in de komende jaren
nog meer van die verstorende invioeden op ons zullen afkomen. Slechts
als de economie zich ten gunste zou keren, of misschien niet zou ver-
slechteren is er een redelijke kans, dat de in het meerjarendekkingsplan
genoemde cijfers ook de werkelijkheid benaderen. Daar mag men op hopen,
maar terechte redenen voor twijfel, zijn naar onze mening helaas ruim-
schoots voorhanden. Wij mogen ons gelukkig prijzen dat 1981, voor ons in
tegenstel1ing tot de positie waarin zovele andere gemeenten verkeren, nog
niet het rampjaar zal worden dat de staatssecretaris van binnenlandse
zaken in 1979 voorspelde, t.g.v. de toestand van 's rijks financiën.
De toekomst op langere termijn, waarop de wethouder terecht de aandacht
vestigde, is naar de mening van mijn fraktie bepaald niet geruststellend.
Voor 1931 en 1982 voorziet het college tekorten van respif 110.000,— en
f 233.000, die nadien geleidelijk zouden verdwijnen en kunnen worden
omgezet in een vrij besteedbare ruimte. Maar daarvoor is nodig:
le. Het uitbiijven van tegenvallers zoals een verdergaande beperking in
de rijks- en provinciale uitkeringen. Het is niet onze taak in de ge-
meenteraad de rijksbegroting te analyseren, maar dat gerekend moet
worden met een extra druk op de collectieve uitgaven, w.o. de uitke-
ringen uit het gemeentefondswordt door weinigen betwijfeld.
Ook de beweging van de rentestand geeft ons niet veel redenen tot op-
timisme.
2e. Een verhoging van de o.g.b. van 1932 t/m 1985 van telkenjare met 6%.
De effekten van de loon- en inkomstenmaatregelen op de draagkracht
van onze bevolking zijn nog niet duidelijk te overzien. Wij houden
het niet voor onmogelijk dat, geiet op hetgeen de burgers op ditpunt
te verduren krijgen, een 6%-verhoging van de o.g.b. een, naar ons
oordeelI, onverantwoorde lastenverzwaring zal betekenen. Net zo zeer
als wij voor dit jaar een o.g.b.-verhoging van 8%, zoais aanvankelijk
door het college werd overwogen, onaanvaardbaar hadden geacht.
De thans voorgestelde 5% is in overeenstemming met de door het rijk
gehanteerde trend die eveneens van toepassing is op andere vormen van
belastingen en rechten.
3e. Een derde fundament onder het meerjarendekkingsplan wordt gevormd door
de taakstellende efficiency-verbetering en beleidsombuigingen, in 1982
aanvangende met f 100.000,-- en 1935 oplopende tot f 250.000,Een
voortreffelijke doelstelling en mijn fraktie zal ter verwezenlijking
ervan gaarne in redelijkheid alle medewerking geven, temeer omdat deze
cijfers essentieel zijn voor het bereiken van een sluitende begroting
°P iangere termijn. Dat het college thans nog geen aanwijzing kan vei
strekken wäär die beleidsombuigingen en efficiency-verbeteringen ge-
vonden zullen worden, achten wij begrijpelijk, doch haalbaar moeten
zij ongetwijfeld zijn, gelet op de percentuele verhouding tot het to-
taalbedrag der uitgaven. Overigens zijn wij van mening dat het college