133
- 72 -
4e afd.
18 december 1980
In "avtikel 6 Agvarische doeleinden (A)" is. in lid 9 de maxi-
maai toetaatbare boiaohoogte aangegeven. Het is onduidetijk
of hier sprake is van goothoogte of nokhoogte.
Indien met de aangegeven hoogte de goothoogte wordt bedoetd,
is dit voor agravische bouw voldoende. Indien met de hoogte
echter de nokhoogte wordt bedoeld, dan is dit voor een aan-
tat bedrijfsgebouwen onvotdoende en âienen daze maten te
worden herzien.
Uit artikel 4 blijkt dat in artikel 6( lid 8 (nieuw) geen nokhoogten
bedoeld zijn, maar die hoogten die slechts mogen worden over-
schreden door hellende dakvlakken, topgevels, dakvensters,
schoorstenen en antennemasten.
3"In "artikel 7 Agrarisch gebied met landsahappelijke waarde
(AL I)" en "artiket 8 Agrariaah qebied met grote landschappelijke
wuarde (AL II)" wordt onder lid t bepaald dat deze gronden bestemd
zijn voor veehouderijbedrijven. Deze voorwaarde kan een beperking
i-nhouden t.a.v. het meest doetmatig gebruik van de grond en is
daarmee in strijd met artikel 10 U.R.O."
De bestemming agrarisch gebied met landschappelijke waarde is verval—
len.
De bestemming agrarisch gebied met grote landschappelijke waarde
staat het voortzetten van het huidige gebruik op geen enkele wijze
in de weg. De beperking van de bedrijfssoorten komt voort uit het
feit dat het gebied behalve een agrarische functie ook een grote
landschappelijke waarde heeft.
4. "In "artikel 7 lid 4" en "artikel 8 tid 4" worden voorwaarden gestetd
aan het waterpeil en veranderingen daarin worden gebonden aan aanleg-
vergunningen. De taatste jaren zijn de inzichten t.a.v. het meest
gewenste slootwaterpeil voor een optimale veehouderij sterk gewijzigd.
Uit onderzoek blijkt dat vertaging van de slootwaterstand de ge-
bruiksomstandigheden en de produktie van grastand kan verbeteren.
Door aan dit slootwaterpeit van buitenaf beperkingen op te teggen,
wordt een optimate bedrijfsvoerzng betemmerd. De finandëte conse—
quenties die daaraan kteven, dienen wet goed te worden overwogen."