4e afd. 29 januari 1981 10 b
Paragraaf 4: De bevoegdheden van het algenieen bestuur.
Artikel 12.
Wat betreft de vervulling van de in artikel 4 vermelde taak oefent het
algemeen bestuur de bevoegdheden uit die bij of krachtens de Wet ambu-
lancevervoer zijn toegekend aan de raden der gemeenten; verder behoren
alle andere bevoegdheden in het kader van de regeling, die niet aan een
ander orgaan zijn opgedragen, aan het algemeen bestuur.
Hoofdstuk V: Het dageiijks bestuur.
Paragraaf 1: De samensteiling van het dagelijks bestuur.
Artikel 13.
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit zes leden, te weten:
de voorzitter, de piaatsvervangend voorzitter en vier leden.
2. De zes leden van het dagelijks bestuur worden door het algemeen be-
stuur als volgt benoemd:
a. twee uit de leden van het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 5
tweede lid onder a.
b. twee uit de leden van het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 5
tweede lid onder b.
c. een uit de leden van het algemeen bestuur als bedoeid in artikel 5,
tweede lid onder c.
d. een uit de leden van het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 5,
tweede lid onder d.
Artikel 14.
1. Het algemeen bestuur beslist bij de aanvang van elke zittingsperiode
ten spoedigste, doch in elk geval binnen vier maanden, over de aanwij-
zing van de leden van het dagelijks bestuur. Aftredende bestuursleden
zijn terstond herkiesbaar.
2. Hij die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens
op lid van het dagelijks bestuur te zijn.
3. In tussentijdse vakatures voorziet het algemeen bestuur ten spoedigste
doch in elk geval binnen vier maanden.
4. Leden van het dagelijks bestuur die aftreden of hun ontslag indienen
blijven als zodanig fungeren totdat in hun opvolging is voorzien.
5. Op de leden van het dagelijks bestuur is artikel 95 van de gemeente-
wet van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor wet-
-11-