25 maart 1S81
59
van een bouwregistratieverordening. Spreker vindt dat een vreemde zaak.
In die brief van de minister van volkshuisvesting c.a. staat eigennjk
een regelrecht dreigement. Er staat: als u het niet doet zcrg ik wel dat
u bij de wet nog verdergaande verplichtingen krijgt. Die passage van de
brief is in sprekers fraktie bepaald niet goed gevallen. Haar welwil len-
de houding is wat minder welwillend geworden. De minister mag wel efns
zorgvuldiger tegen andere overheden optreden, zeker als zo'n overheid han-
delt in volstrekte overeenstemming met zijn bevoegdheden.
Sprekers fraktie wenst thans niet over te gaan tot vaststelling van oe
bouwregistratieverordening en zij verzoekt het college dit voorstel aan
te houden en aan de minister in de eerste plaats de motivering te vragen
waarop de minister zijn stelling baseert dat de bouwregistratieverordemng
wel degelijk in het belang van de openbare orde is, alsmede van andere as-
pekten betreffende de huishouding van de gemeente. In de tweede plaats wat
de verdergaande verplichtingwaarover hij het in zijn brief heeft, dan wel
inhoudt en of uit die mededeling soms moet worden afgeleid dat deze bouw-
registratieverordening toch niet zo afdoende zal zijn. In de derde plaats,
welke financiële tegemoetkoming de gemeente van het rijk kan verwaChten
indien de gemeente bij wet, waar hij het over heeft, een verplichtingkrijgt
opgelegd.
De heer Van Vlijmen zegt dat de vraagstelling die de heer Borghouts
heeft geformuleerd eigenlijk ook die van zijn fraktie is en ook was, wa.it
zij was de vorige maal geen voorstandster van de bouwregistratieverordemng
en zit dus wat dat aangaat nog op dezelfde lijn. Als men over die registra-
tie praat, praat men natuurlijk over de inhoudelijke maatregel zelf en de
effekten die men ervan kan verwachten. Ook in zijn fraktie wordt de verwach-
ting niet hoog aangeslagen dat deze maatregel zai heipen voor ^e ziei.te d.e
men ermee wil bestrijden. Blijft dan over dat de minister er bijzonder op
aandringt, maar dat aandringen eigenlijk niet vergezeld doet gaan var. een
motivering en ook niet van een uitgesproken verwachting dat de maatregel
werkelijk effektief zal zijn en eigenlijk de lasten van deze maatregeide
dienstverlening die de gemeen'te moet leveren, ten koste van de gemeente doet.
gaan en niet vanuit het rijk enige bijdrage daaraan in het vooruitzicht
stelt. Zij wil zich daarom in deze fase gaarne bij de vragen van de heer
Borghouts aansluiten.
Ook in de fraktie van de heer Klinkert is over deze zaak fiks van gedacfr
ten gewi-sseld. Niet het doel van deze verordeninghet bestrijden van Deur:-
hazerij, die een deei van de bouwmarkt beheerst, lag ter diskussie, de
fraktie was van mening dat dit een zeer goede zaak is. Wel vroeg men zich
af of het juist is, zoals de minister in zijn brief stelt, dat de artir.e-
len 157 en~ 168 van de gemeertewet in ruimere zin wel toepasbaar zijn, in
teoenstell 'ing tot de mening die het college vertolkte in zijn schrijven
aan de minister. Het is haar dan ook niet duidelijk geworden of het be-
strijden van economische delicten nu wel of niet een bevoegdheid van de
gemeente is, ook al werkt men met deze bouwregistratieverordening slechts
op geringe wijze hieraan mede. Tevens vroeg men zich af of deze verorde-
ning het beoogde resultaat zal opleveren, gezien de vrij geringe sar.yt.es
en of de economische contrôledienst van het ministerie van economisc a
zaken met deze gegevens, verstrekt door de gemeente, wel een effektieve
contrôle kan houden met meer resuitaat dan tot nu toe hat geva. .s -
weest. Zij ziet deze bouwregist.ratieverordening dan ook meer als een nood-
maatregel en zou liever een wetswijziging van ae woningwet afwachten, te-
meer daar het nog lang niet zeker is of alle gemeenten hun medewerkmg wil-
1en verlenen aan de vaststelling van deze bouwregistratieverordening.