71
6 mei 1981
toevallig uit de heroverweging gekomen is. Er is toen in de commissie her-
overweging een vrij principieel debatje geweest, waarbij men op de vraag
kwam hoe eigenlijk in dergelijke gevallen wordt gehandeld. Toen kwam spon-
taan van de zijde van de commandant van de brandweer de wens te trachten
daar een nadere regeling voor te treffen. Het college heeft uiteraard ook
veel begrip voor de andere kant var, de zaak. Die twee redeneringen liggen
niet zover uit elkaar en spreker gelooft ook dat men de praktijk van deze
regeling nauwkeurig moet volgen, omdat het van belang is hoe die regeling
wordt toegepast. De brandweercommandant staat er inderdaad in een zelfstan-
dige positie. Spreker zou ook geen regeling weten die deze zelfstandige
positie gemakkelijk zou kunnen aantasten of in een ander kader plaatsen.
Hij moet beslissingen snel kunnen nemen, waarin het college alle vertrou-
wen heeft. Spreker zou zich kunner, voorstellen dat de raad over anderhalf
of twee jaar eens een verslag krijgt, hetgeen trouwens ook blijkt uit de
normale verslaggeving van de brandweer, zodat ook de gemeenteraad de zaken
kritisch kan volgen.
De heer De Jong wil vooral het aspekt van de voorlichting nog eens onder
de aandacht brengen. Misschien dat in dit geval een extra accent, om de bur-
gers van deze nieuwe situatie op de hoogte te brengen, geen kwaad kan.
De voorzitter acht dat belangrijk, hoewel het geen gemakkelijke voor-
lichting zal zijn, want er moet bepaald niet de indruk bij de burgers ont-
staan dat de brandweer zich nu al op een bepaalde manier aanbiedt, diekant
moet men zeker niet op.
De heer Van Amerongen meent dat de standpunten toch wel ver uit elkaar
iiggsn, want een deel van de raad is vdör en een deel is tegen. Natuurlijk
moet voorkomen worden dat er misbruik wordt gemaakt van de diensten van de
brandweer. Daarom denkt spreker dat de commandant van de brandweer heel
goed moet afwegen voordat hij besluit om uit te rukken, maar hij denkt toch
dat het fout is deze verordening te gaan gebruiken om daarmee het misbruik
maken van de diensten van de brandweer te minimaliseren. Want in de prak-
tijk zal het zo gaan dat de commandan in een bepaalde situatie uitrukt en
ter plekke verschijnt en dan tot de konklusie komt dat hij in deze situatie
eigenlijk niet had mogen uitrukken omdat een aannemer dat best had kunnen
doen, waarop dan achteraf maar eens een gepeperde rekening wordt gestuurd.
Spreker is daar beslist op tegen.
De heer Hofland merkt op dat over het oneigenlijk gebruik van de brand-
weer niets op tafël ligt, hetgeen niet wil zeggen dat de brandweer voor
veel zaken op pad moet gaan wat niets met brand te maken heeft. Als spreker
de tarieven ziet waarvoor de brandweer één en ander wil doen, dan is hij
ervan overtuigd dat dit zwaar onder de tarieven zit van de ondernemingen
en dan meent hij dat als het over konkurrentiebeding gaat, men erg voor-
zichtig in deze moet zijn, want dan doet de brandweer het goedkoper dan de
ondernemingen. Sprekers hoofdmotief is echter het onjuiste gebruik dat ge-
maakt wordt van de brandweer, waarover hij geen gegevens heeft. Daarom kan
hij er geen beslissing over nemen.
Mevrouw Bierman gelooft dat de heer Hofland, als hij zich zorgen maakt
over de al dan niet konkurrerende hoogte van ce tarieven, hij meer moet
kijken naar de beslissing die ook aan de orde is, in welke gevallen hulp
geboden wordt. De bestissing of men we-1 of.niet hulp biedt is mede bepa-
lend of men wei of niet konkurrerend optreedt tegen partikuliere instellin-
gen. Men kan de mogelijkheden tot konkurrentievervalsing alleen bekijken
uit een oogpunt van de hoogte van de tarieven. Men kan daarnaast de beslis-
singsruimte leggen die er is om wel of niet hulp te verlenen.