4e afd.
25 juni 1931
73
Artikel 3. (vergunningaanvrage)
De huurder of pachter kan geen kapaanvraag indienen. In het algemeen is
hij krachtens het privaatrecht immers niet gerechtigd om door velling
over de houtopstand (die niet zijn eigendom is) te beschikken. Het zou
te ver gaan om een publiekrechtelijke regeling te treffen voor het nogal
academische geval dat de huurder of pachter wel gerechtigd is om over de
houtopstand te beschikken, maar de eigenaar - ondanks de privaatrechte-
lijke gevolgen - niet bereid is mede te werken aan het indienen van een
kapiaanvraag. Zie voor het opleggen van een herplant- of instandhoudings-
plicht de toelichting op artikel 9, eerste lid.
Artikel 4. (beslissingstermijn)
In dit artikel zijn enkele redaktionele wijzigingen aangebracht. Voorts is
bepaald dat alle beslissingen op een kapaanvraag zo spoeaig mogelijk aan
aanvrager worden medegedeeld. Verlenging van de beslissingstermijn tot
twee maanden leek noodzakelijk om het eventueel inwinnen van adviezen van
andere instanties mogelijk te maken. Het niet of niet op tijd nemen van
een beslissing kan krachtens het derde lid van artikel 4 worden "gestraft"
met een Kroonberoep. Bovendien is het niet ondenkbaar, dat een ongeduldig
geworden burger onder het motto "Wie zwijgt, stemt toe", de boom gewoon
omhakt.
Artikel 5. (weigeringsgronden)
Op grond van de tot nu toe geldende verordening kan een kapvergunning al-
leen geweigerd worden in het belang van de handhaving van het natuur-, land
schaps- of dorpsschoon. Llit deze redaktie volgt, dat uitsluitend de visuele
waarde van houtopstand bescherming krijgt en dan nog in de beperkte zindat
deze waarde zodanig moet zijn dat van "schoon" kan v/orden gesproken.
In de praktijk is gebleken, dat er behoefte bestaat aan een ruimer crite-
rium ter toetsing van een aanvraag om een kapvergunning.
Niet alleen de visuele eigenschappen, maar ook andere kwaliteiten van een
houtopstand kunnen'aanleiding geven tot het weigeren van een kapverqunnina.
bijvoorbeeld:
- de recreatieve waarde van een op zich zelf foeilelijke klimboom, die bij
de jeugd als speelobjekt waardering ondervindt;
- de belevingswaarde van houtopstand vanuit natuurwetenschappelijk, cultuur
historisch of planologisch oogpunt of wegens ouderdom of situering;
- de luchtzuiverende kwaliteiten;
- de invloed op de bodemhuishouding en het microklimaat;
- de nestel- of schuiIgelegenheid voor bepaalde diersoorten.
Voor de beoordeling van deze eigenschappen kunnen van belang zijn de (stam)-
omvang van de boom, de plantwijze (alleenstaand of in groepen), de stand-
plaats (tussen de bebouwing of in het buitengebied)de soort (snelgroeiend
of langzaam groeiend).
De waarde van al deze eigenschappenwaaronder dus ook de visuele, is te
vangen onder de term "milieuwaarde", vandaar de terminologie "andere rede-
nen van milieubeheer". Strikt genomen zou zonder beperking van de betekenis
kunnen worden volstaan met de enkele toetsingsgrond "redenen van milieube-
heer"
Het bovenstaande dient ter illustratie van hetgeen het begrip "milieube-
heer kan omvatten. Omtrent de vraag: "Wanneer kan een kapvergunning wor-
den geweigerd of onder voorschriften verleend?" geven de term "milieube-
heer" en de hiervoor gegeven "criteria" de burger niet die duidelijkheid
-9-