4e afd.
25 juni 1981
73
van belang zijn. Zo kunnen vermolnide bomen bijvoorbeeld nestplaats bie-
den voor zeldzame soorten vleermuizen. Een "opknapbeurt" in een derge-
lijk geval zou uiteraard minder gewenst kunnen zijn.
Artikel 10. (strafbepaling
In tegenstel1ing tot de tot nu toe geldende verordening is in het voorge-
steide artikel 10 niet alleen strafbaar het zonder vergunning vellen van
houtopstand, maar is ook strafbaar het niet voldoen aan een herplant- of
i nstandhoudi ngsverpli chti ng
Daarbij is aansluiting gezocht bij de Boswet, die het niet voldoen aan de
herplantplicht binnen de gestelde termijn aanmerkt als een economisch de-
lict. Zie artikel 18, eerste lid, Boswet, juncto artikel 1, orider 4, van
de Wet economische delicten.
De in het tweede lid van de huidige verordening opgenomen strafbaarheid
van rechtspersonen is geschrapt als zijnde overbodig in verband met het
op 1 september 1976 in werking getreden nieuwe artikel 51 van het Wetboek
van strafrecht en het vervailen van artikel 50a van het Wetboek van straf-
recht. Indien oplegging van het in artikel 10 gestelde strafmaximum
300,-- boete of 2 maanden hechtenis) niet voldoende zou zijn, kan de
strafrechuer ingevolge artikel 24 van het Wetboek van strafrecht een hoae-
re geldboete opleggen en wel tot een maximum van f 10.000,--. Artikel 196
van de gemeentewet geeft hem de mogelijkheid om in geval van nerhaling bin
nen een jaar wegens gelijke overtreding geldboete of hechtenis uit te spre
ken tot het dubbele van het in artikel 10 gestelde maximum.
Artikel 11.
De bevoegdheid tot het aanwijzen van opsporingsambtenaren is verruimd tot
ambtenaren in het algemeen. Burgemeester en wethouders kunnen naast de amb
tenaren van de gemeente (bijvoorbeeld van de plantsoenendienst) ook ambte-
naren van andere overheden aanwijzen. In dat laatste geval zal uiteraard
eerst overleg met de betrokken instantie moeten plaatsvinden.
Ingevolge artikel 209 van de gemeentewet kunnen burgemeester en wethouders
ambtenaren aanwijzen die belast zijn met de zorg voor de naleving van ver-
ordeningen toezichthoudende ambtenaren). Het ligt voor de hand dat deze
toezichthoudende taak wordt opgedragen aan de speciale opsporingsambtena-
Artikel 12. (betreden van gebouwen en terreinen).
De betredingsbevoegdheid van de opsporingsambtenaren is reeds geregeld in
het Wetboek van strafvorderingArtikel 12 regelt alleen de betredingsbe-
voegdheid van de toezichthoudende ambtenaren. Omdat de kapverordening ook
van toepassing kan zijn op houtopstand die door bebouwing is omsloten, kan
de betredingsbevoegdheid zich ook uitstrekken tot gebouwen. Het binnentre-
den van woningen tegen de wil van de bewoners is echter niet mogelijk (zo-
al noodzakelijk). Op grond van de wet van 31 augustus 1853, Stb. 83, tot
verzekering der uitvoering van sommige voorschriften van plaatselijke ver-
ordemngen, is binnentreden van de woning tegen de zin van de bewoners al-
leen geoorloofd als het gaat om verordeningen tot handhaving van de ooen-
bare rust of veiligheid, of tot bescherming van het leven of de gezond-
heid van personen. De Kapverordening behoort niet tot deze cateqorie voor-
schriften.