5e afd. 25 juni 1981 78 Hoofdstuk X. Voorschotverlening. Artikel 21 1. Burgemeester en wethouders kunnen op het te verlenen subsidiebe- drag voorschotten verstrekken. Voor periodieke subsidies gelden hierbij de volgende percentages: a. per 1 januari 25% van het geraamde subsidie b. per 1 april 25% van het geraamde subsidie c. per 1 juli 25% van het geraarnde subsidie d. per 1 oktober 25% van het geraamde subsidie. 2. Burgemeester en wethouders kunnen een voorschot vaststellen, dat af- wijkt van het voorschot, dat overeenkomstig het vorige lid is bere- kend, indien de financiële situatie van de instelling daartoe aan- leiding geeft. 3. Onder aftrek van de reeds uitbetaalde voorschotten wordt het defi- nitieve subsidie zo spoedig mogeiijk, doch in eik geval binnen drie maanden na ontvangst van de in artikel 17, vierde lid genoemde be- scheiden, uitbetaald. 4. Na vaststelling van het definitieve subsidie, stort de insteiling het eventueel te veel ontvangen voorschot terstond terug. Hoofdstuk XI. Berekening van het definitieve subsidie. Artikel 22 1. Burgemeester en wethouders kunnen, bij de berekening van het defini- tieve subsidie, uitgaven niet in aanmerking nemen: a. die op de begroting van de organisatie of activiteit niet voor- komen; b. die de desbetreffende post van de begroting der organisatie of activiteit te boven gaan; c. waartegen door of namens hen naar aanleiding van de begroting van een organisatie of activiteit bezwaren zijn gemaakt; d. die naar hun mening anderszins ten onrechte zijn gedaan. 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij de berekening van het defini- tieve subsidie een vermindering toepassen, indien en voorzover: a. ontvangsten niet zijn verantwoord; b. afschrijvingen of aflossingen zijn verantwoord, welke een door hen te bepalen bedrag te boven gaan; c. batige saldi van vorige jaren niet zijn verantwoord, ook wanneer deze zijn ontstaan in enig jaar waarover geen subsidie werd ge- noten d. nadelige saldi van vorige jaren, zonder hun toestemming ten las- te van de exploitatierekening zijn gebracht. Hoofdstuk XII. Reservering en veraiogensvorming. Artikel 23 1. Burgemeester en wethouders kunnen organisaties aanwijzen, die zon- der voorafgaande goedkeuring niet tot vorming van reserves en beschikking over reserves kunnen overgaan. 2. Indien een organisatie voornemens is te besluiten tot het bezwaren van onroerend goed met zakelijke rechten of tot vervreemding of wijziging van de bestemming van onroerend goed, dat mede met finan- ciële inspanning van de overheid tot stand is gekomen of in stand - 13 -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1981 | | pagina 47