Volkscultuur is niet als werkvorm opgenomen onder c. Het begrip is
wat moeilijk hanteerbaar. Er blijkt slechts ëén organisatie te
Heemstede op dat gebied werkzaam te zijn. De activiteiten van deze
organisatie zouden onder een eventueel aan te wijzen werksoort
"overige sociaal-culturele activiteiten" gerubriceerd kunnen worden.
Bij de omschrijving van de begrippen plan en progratnma is een directe
relatie gelegd met de rijksbijdrageregeling.
Het begrip "beroepskracht" is afzonderlijk gedefinieerd. Er wordt
het personeelslid onder verstaan, dat op grond van een .arbeidsover-
eenkomst, dan wel als ambtenaar, een functie uitoefent in dienst van
een organisatie.
De afzönderlijke definiëring is met name nodig, omdat met name in
artikel 22 een voorschrift is opgenomen, uitsluitend geldend voor
beroepskrachten.
Het tweede lid van dit artikel legt een relatie met de begrippen uit
de algemene subsidieverordening specifiek welzijn.
Artikel 2
Artikel 3 t/m 8
Binnen deze artikelen komt het systeem tot uiting, waarbij het mogeiijk
is uitsluitend activiteiten te subsidiëren, ofwel bepaalde kosten van
activiteiten en bepaalde kosten van de organisatie.
De organisaties, die door burgemeester en wethouders zijn aangewezen
in de zin van artikel 4, tweede lid, kunnen voor bepaalde kosten een
"organisatie-subsidie" ontvangen en voor andere kosten een "activitei-
ten-subsidie"Het "organisatie-subsidie" van de aangev/ezen organi-
satie kan betrekking hebben op personeelskosten, huisvestingskosten
en enkele andere kosten.
Het "activiteiten-subsidie" van de aangewezen organisaties kan betrek-
king hebben op andere (per activiteit) gemaakte kosten, zoals materiaal-
kosten en kosten vakkrachten.
De organisatiesdie niet door burgemeester en wethouders zijn aange-
wezen in de zin van artikel 4, tweede 1 id kunnen uitsluite'nd voor een
subsidie per activiteit in aanmerking v/orden gebracht. Dit betekent,
dat, voorzover van toepassing, de kosten van personeelhuisvesting,
organisatie en andere voor uitvoering benodigde kosten, per activiteit
berekend zulien moeten worden. Aan de hand van die berekening wordt
het eventuele subsidie per activiteit bepaald.
De subsidiabele kosten (soorten) zijn ontleend aan de rijkssubsidie-
regeling jeugd- en jongerenwerk van voorheen. Uiteraard is het per
organisatie en/of per activiteit mogelijk om bepaalde kostensoorten
niet te accepteren. De begrote uitgaven moeten dan ook door burge-
meester en wethouders worden goedgekeurd. Burgemeester en wethouders
zijn voorts bevoegd andere uitgaven in aanmerking te nemen, dan de
uitgaven genoemd in de diverse artikelen.
Er is dus een flexibei subsidiesysteem mogelijk, afhankeiijk van het
type activiteit.
5e afd. 25 juni 1981 78
Toelichting ontwerp subsidieverordening sociaal-cuitureel werk
Artikel 1