se afd. 25 juni 1981 7
dit punt een belangrijke afstemming tussen de peuterspeelzalen worden
bereikt.
Het subsidiabel aantal uren per beroepskracht varieert momenteel van
3 tot 4.
Twee peuterspeelzalen hebben een subsidiabel aantal uren per beroeps-
kracht van 4. Bij één van deze zalen is dat geaccepteerd vanwege
bijzondere omstandigheden (de accoirmodatie dient dageiijks te worden
ingericht als peuterspeelzaai en na afioop te worden opgeruimd).
Zodra deze bijzondere omstandigheid heeft opgehouden te bestaan,
bedraagt het subsidiabel aantal uren per beroepskracht wederom 3J
Per dagdeelBij de andere zaal is een aantal van 4 uren geaccep-
teerd zonder dat er sprake was van bijzondere omstandigheden. Zonder
meer en op korte termijn terugbrengen van het subsidiabel aantal uren,
is met het oog op personele consequenties ongewenst. In verband daar-
mede wordt in het tweede lid een overgangsmaatregel genoemd. Indien
een vacature ontstaat dient te worden teruggegaan tot 3J per dagdeel
per leidsterDe overgangsmaatregel geldt maximaal tot 1-1-1985.
De regeling van het subsidiabel salaris is gelijk aan de regelinq,
die momenteel geldt.
Zolang het ministerie van C.R.M. geen regelen terzake heeft gesteld,
onder gelijktijdige toekenning van een redelijke rijksbijdrage, is
een andere regeling ongewenst.
De huidige regeling is overigens geïntroduceerd op het moment, dat
de gemeente een salarisverbetering is gaan subsidiëren. Door gebruik-
making van de term "naar het oordeel van burgerneester en wethouders
relevante opleiding" werd het mogelijk, peuterleidsters, die niet
over een opleiding beschikten ingevolge de welzijns-c.a.o.doch wel
°ver een andere opleiding (b.v. cursussen van de W.K.N.) voor een
salarisverbetering in aanmerking te laten komen.
Artikel 26
De genoemde bepalingen worden met name ook voor onderwijskrachten
toegepast.
De tbc-verklaring dient slechts te worden overgelegd, indien en
voorzover dat nog noodzakelijk is voor het lager onderwijs.
Momenteel wordt e.e.a. geregeld in het Besluit van 2 oktober 1980
tot bescherming van leerlingen tegen besmettingsgevaar.
Daarin wordt geregeld welk geneeskundig onderzoek moet worden ver-
richt, voordat de verklaring kan worden afgegeven.
Artikel 27 en 28
Artikel 29 t/m 31
Voor de in artikel 29 genoemde organisaties, werkzaam op het gebied
vqd de amateuristische kunstbeoefening, wordt een subsidie-systeeni
gewenst geacht, dat afwijkt van het in de hoofdstukken III en V
gehanteerde systeem.
Het wordt gewenst geacht om periodiek subsidies te baseren op exploi-
tatietekortenOp dit^moment kan echter niet worden overzien welke
uitgaven voor subsidiëring in het exploitatietekort kunnen worden qe-
accepteerd.
Burgemeester en wethouders zullen met nar.ie over deze subsidiabele uit-
gavenposten nadere regelen kunnen stellen. Vooralsnog wordt uitgegaan
van subsidiëring op het huidige niveau in afwachting van nader onder-
zoek. In verband daarmede is artikel 35 opgenomen. Verwezen wordt naar
de toelichting op dit artikel.