117
4e afd.
29 oktober 1981
In de overige gevallen zal van hinder niet of nauwelijks sprake zijn.
Bovendien ligt het meer voor de hand om aan de bevoegdheid tot het
stellen van nadere eisen te denken dan aan de bevoegdheid vrijstelling
te verlenen, indien het erom gaat om een voor alle partijen optimale
situering te verkrijgen.
Voorzover de opmerking betrekking heeft op een uitbreiding binnen het
bebouwingsvlak zij opgemerkt dat 'net voorkeur verdient alle bewoners
dezelfde rechten te bieden. Indien een vrijstellingsbevoegdiieid wördt
ingevoerd is het niet ondenkbeeldig dat in ruimtelijk identieke
situaties uitsluitend en alleen ten gevolge van bezwaren van omwonenden
verschi1lende beslissingen genomen worden, zodat bij achterwege blijven
van bezwaren bepaalde bewoners bevoordeeld worden boven bewoners die
getroffen worden door beslissingen waarbij gehoor gegeven is aan
bezwaren van omwonenden. Uit oogpunt van evenredige rechtsbedeling
dient deze laatste situatie vermeden te worden.
Tot slot wordt opgemerkt dat het criterium voor het al dan niet
verlenen van de vrijstelling door de Inspecteur niet wordt genoemd,
evenmin als de mate waarin uitbreiding zou mogen plaatsvinden.
Ten aanzien van het criterium zou zeker moeten gelden dat het
stedebouwkunaig van aard is en niet mag liggen op het gebied dat door
de bouwverordening wordt bestreken.
Toetreding van licht en lucht en het voorkomen van overlast van
afvoerkanalen kunnen bij voorbeeld nooit op basis van bestemmings-
plannen worden geregeld. De jurisprudentie van de Kroon laat op dat
punt aan duidelijkheid niets te wensen over.
"Ten aanzien van de plankaart merk ik op3 dat deze aanvulling 'verdient
met betrekking tot de maatvoering (diepte bouustroken e.d.) zoals
omschreven in artikel 14 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening.
Op eon groot aantal plaatsen is de maatvoering bepaald door de nu
bestaande situatie. Waar hierover geen duidelijkheid bestaat is de
plankaart aangevuld.