4e afd.
29 oktober 1981
117
e. onverrainderd heC bepaalde onder b, de gezamenlijke oppervlakte
van gebouwen ten dienste van het culturele en verenigingsleven
de godsdienstuitoeferiing, de verzorging en huisvesting van bejaar-
den, de volksgezondheid en daarmee gelijk te stellen niet-commer-
eiële instellingen alsmede van de daarbij behorende vertiardingen
en groenvoorzieningen ten hoogste 2000 m2 raag beslaan; van de opper-
vlakte van de als zodanig bestemde gronden per insteiling ten hoog-
ste 75% raag uorden bebouwd;
f. onverrainderd het bepaalde onder b, de gezamentijke oppervlakte
van gebouwen ten dienste van kantoren, alsmede van de daarbij
behorende verhardingen en groenvoorzieningen ten hoogste 800 m2
mag beslaan; van de oppervlakte van de als zodanig besteinde gron-
den per vestiging ten hoogste 80% mag worden bebouwd;
g. onverminderd bet bepaatde onder b, bet aantal woonhuizen niet
minder dan 5 en niet meer dan 75 mag bedragen;
h. de woonhuizen zowel gestapeld als niet-gestapeld mogen worden ge-
bouwd
ihoogte van de in lid 2 onder a bedoelde gebouwen, met uitzondering
van de bij de woonhuizen behorende bijgebouwen ten hoogste 7.00 m
raag bedragenmet dien verstande dat over een oppervlakte van ten
boogste 350 m2 de hoogte maximaal 9.00 m mag zijn;
j. de hoogte van de bij de woonhuizen behorende bijgebouwen t.en
hoogste 3,00 m mag bedragen;
k. per woonhuis tenminste 1,2 parkeerplaats dient te worden geprojee-
teerd, met dien verstande dat voor woonhuizen met een inhoud van
minder dan 275 m3 deze norm kan worden verlaagd tot: ten minste 0,7
parkeerplaats per wocnhuis;
1. binnen een afstand van 5.00 m gemeten uit de bestemmingsgrens geen
gebouwen mogen worden geprojecteerd
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen
van het bepaalde in lid 2 onder a sub 2 voor de vestiging van bedrij-
ven welke naar aard en invloed van de te verrictiten bedri jfsactivi teiten
en naar invlued op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijven ge-
noemd in de categorieën 1 en 2 van de bij deze voorschriften behorende
Staat van Inrichtingen, met dien verstande dat geen vrijstelling mag wor-
den verleend, dan nadat van Gedeputeerde Staten de verklaring is ontvan—
gen dat zij tegen bet verlenen van de vrijstelling geen bezwaar liebben;
4. hen vrijstelling als bedoeld in 1id 3 wordt niet verleend dan nadat
de C.ommissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting is geïioord
en nadat de belanghebbenden gedurende 30 dagen in de gelegenheid zijn
gesteld daartegen schriftelijk bezwaren in te dienen.
5. Het besluiL tot wijziging wordt niet vastgesteld en ter goedkeuring
aan Gedeputeerde Staten gezonden dan nadat belanghebbenden gedurende
30 dagen in de gelegenheid zijn gesteld tegen de planwijziging sclirif-
telijk bezwaren in te diener en dan nadat de Commissie voor Ruimtelijke
Ordening en Volkshuisvesting in de gelegenheid is gestsld zich uit te
sprekeu over de voorgenomen wijziging en de ingekomen bezwaarschriften.
Var. ds voorgenomen wijziging en de mogelijkheid voor belahghebbenden