29 oktober 1981 220
stijging bedraagt meer dan de door de rijksoverheid gewenste 4%. Belang-
rijke oorzaak daarvan is de hoogte van de inkoopprijs die Heemstede moet
betalen voor het water dat Amsterdam ievert.
De hoog uitvallende stijging wordt mede veroorzaakt doordat wij nog een
inhaal-manoeuvre moeten toepassen in verband met het feit, dat de defini-
tieve prijsstel1ing van Amsterdam, die ons dus in de ioop van dit jaar
bereikte, hoger was dan i.n eerste instantie was aangenomen. Dat risico
blijft natuurlijk want dat kan ook een voigend jaar gebeuren. In het ver-
leden was de inkoopprijs vrij stabielmaar de laatste jaren doen zich
bijzondere kostenfaktoren gelden en dan is het mogelijk dat de stijging
wel eens wat uit de toon valt en de verwachting overtreft.
De waterlevering door Amsterdam aan Heemstede wordt beheerst door een over-
eenkomst die daartoe al in het verre verleden is gesioten. Die overeenkomst
is in 1974 vernieuwd en kan om de 5 jaar worden gewijzigd indien één van
beide partijen dat wil. Die mogelijkheid heeft zich dus in 1979 voorgedaan
en men zal moeten wachten, zou Heemstede deze overeenkomst willen openbre-
ken, tot 1984.
Spreker denkt niet dat men mag zeggen dat wij op de berekening van de prijs
van Amsterdam geen zicht hebben. Een andere vraag is of wij de rekensom
die Amsterdam op basis van de formule die in de overeenkomst is vastgelegd
uitvoert, elke keer nauwkeurig gaan overmaken. Ais wij de behoefte daaraan
zouden hebben dan kunnen wij dat doen en dat gebeurt binnen ons bedrijf ook
wel eens van tijd tot tijd. Het is natuurlijk een heel kärwei, maar tot nu
toe is, wanneer het werd nagerekend, niet gebleken dat Amsterdam het huis-
werk niet goed deed. Als de heer De Jong vraagt of wij moeten meebetalen
in investeringen die bijvoorbeeld in Weesperkarspel worden gedaan, dan ant-
woordt spreker: heiaas welDe overeenkomst is namelijk in 1974 op dit punt
gewijzigd. Voorheen was het zo dat aan ons in rekening werd gebracht de
prijs die was gebaseerd op de waterlevering uit Leiduin. De prijs die van-
af 1974 wordt gehanteerd is gebaseerd op de kosten van het gehele produk-
tiebedrijf van Amsterdam. Dus dit is een bestanddeel van de overeenkomst
waar Heemstede niet onderuit kan en ais wij er wel onderuit zouden willen
dan zouden wij daarmee moeten wachten tot 1984. Ook als men het water zou
betrekken van het provinciaal waterleidingbedrijf in Noord-Holland krijgt
men te maken met soortgelijke investeringen, die ook in de kostprijs van
het water worden doorberekend. Spreker denkt dat daarin ook enigszins de
achtergrond ligt van de piannen om tot verdere concentratie van waterlei-
dingbedrijven te komen, want als men de tarieven ziet die in den lande
voor het water worden gehanteerd dan blijkt bijvoorbeeld dat de burgers
in Hoogeveen een prijs per m3 water betalen die beneden de 40 cent ligt,
hetgeen bijvoorbeeld ook geldt voor plaatsen als Renkum en Doorn. Dat zijn
dus de laagste tarieven, maar de hoogste vindt men bijvoorbeeld bij het
provinciaal waterleidingbedrijf Noord-Hollanddat op een tarief zit dat
dicht bij f 1,80 per m3 komt.
Het provinciale plan voor de dririkwaterleiding, dat intussen de goedkeuring
van de Kroon niet heeft gekregen, was er onder andere op gericht om deze
grote prijsverschillen binnen een bepaald gebied zoveel mogelijk te elimi-
neren. Dat betekent dus dat daarin min of meer de solidariteitsgedachte
was neergelegd. Spreker denkt dat men daar in de toekomst ongetwijfeld in
sterkere mate mee te maken krijgt. Zo gezien gelooft hij te mogen zeggen
dat Heemstede in zijn relatie met Amsterdam nog betrekkelijk goed zit.
De heer Albrecht merkt inzake Leiduin op dat dit iets uit het grijs
verleden is, want Leiduin valt ook onder de supervisie van de Amsterdamse
Waterleidingen. Heemstede heeft de problematiek van dat water kortgeleden