7
kan hebben waarbij de openbare orde nauw betrokken is, op grond waarvan
de gemeentelijke wetgever heel goed tot de conclusie kan komen dat het
zijn taak is zich hiermede in te laten. De Hoge Raad wijst in dit ver-
band op de algemene verontrusting welke in een gemeentelijke samenleving
kan ontstaan, als de overheid blijkt niets tegen bepaalde handelingen te
kunnen beginnen, met name ook in die gevallen waarin deze handelingen naar
algemene opinie "onterecht" zijn. Gezien deze uitspraak van de Hoge Raad
kunnen naar het oordeei van de minister voorschriften ter bestrijding van
de sluikbouw in een gemeenteiijke verordening worden aangemerkt als voor-
schriften die in het belang van de gemeente nodig zijn om de openbare orde
te beschermen. Het valt naar zijn mening niet in te zien waarom de gemeen-
telijke wetgever niet de bevoegdheid zou hebben handelingen, zoals beunha-
zerij, te bestrijden die in de gemeente maatschappelijke reakties teweeg
kunnen brengen, waardoor erkende beiangen van de gemeentelijke samenleving
niet meer op doeltreffende wijze zouden kunnen worden beschermd.
De minister concludeert dat het niet in de lijn der verwachtingen ligt dat
een gemeenteiijke bouwregistratieverordening door de rechter onverbindend
zal worden verklaard, dan wel door de Kroon vernietigd zal worden.
In verband met de weergegeven ministeriële visie merken wij op dat de Ver-
eniging van Nederlandse Gemeenten aan haar beginseiverklaring aan de be-
strijding van de sluikbouw medewerking te verienen, de conclusie heeft
verboriden dat die medewerking niet zal kunnen leiden tot het niet-ontvan-
kelijk verklaren van aanvragen of tot het opschorten van bouwvergunningen.
Voldoet een aanvrager niet aan de meldingsplicht, als omschreven in arti-
kel 4 van het ontwerp "bouwregistratieverordening"dan moet naar het oor-
deel van de V.N.G., blijkens de toelichting op het in de bouwverordening
op te nemen artikel 15 a, volstaan worden met de melding daarvan aan de
Kamer van KoophandelIn uw vergadering van 25 maart j.I. is opgemerkt dat
de mededeling dat door middel van een wetswijziging een verdergaande ver-
plichting aan de gemeenten zal worden opgelegd, indien de gemeenten geen
oog zouden hebben voor de onderwerpel ijke taak, eigenlijk een dreigement
is. De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening deelt thans
in zijn antwoord op uw vraag terzake mede dat de Tweede Kamer zich in die
zin heeft uitgesprokenin afwachting van een door de staatssecretaris
van Economische Zaken en door hem aan de Tweede Kamer uit te brengen eva-
luatie van de resultaten met betrekking tot de bouwregistratieverordening.
-2-
4e afd.
25 februari 1982