4e afd.
25 februari 1982
7
Ingeval de Kamer dan op wetswijziging, dan wel op nieuwe wetgeving zal
aandringen, ligt het in de lijn van de verwachtingen dat één en ander
een stringente verplichting voor de gemeenten met zich brengt, aangezien
er in dat geval sprake zal zijn van een medebewindstaak voor de gemeenten
en niet meer van een autonome bevoegdheid. De minister schrijft dat voor-
alsnog niet kan worden aangegeven wat de inhoud van deze stringente ver-
plichting zal zijn, te meer daar één en ander in overleg met de Staten-Ge-
neraal tot stand gebracht zal moeten worden. Ook over een mogelijke finan-
ciele bijdrage van het rijk in de kosten van bestrijding van de sluikbouw
kan derhalve nog geen inzicht worden gegeven. In de op 27 maart j.1. ont-
vangen brief van de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
en van de staatssecretaris van Economische Zaken wordt op bladzijde 3,
bovenaan, gesteld dat de taak die aan de ambtenaren van het bouw- en woning
toezicht în artikel 5, lid 2 van de model-bouwregistratieverordening wordt
toebedacht, nauwelijks extra werk betekent en derhalve geen verzwaring van
de huldige taak zal zijn. Wij hebben hierin aanleiding gevonden om aan on-
ze brief van 15 mei 1981, waarin de door u gestelde vragen aan de minister
zijn voorgelegd, toe te voegen dat het opsporen van zonder de vereiste bouw-
vergunmng aangevangen en gerealiseerde bouwwerken een voortdurende en tijd-
rovende zorg van het gemeentelijk bouwtoezicht is. Een uitbreiding van de
te verstrekken gegevens, verband houdende met de bouwregistratieverordening,
kan aarlleiding geven tot een toeneming van het bouwen zonder bouwvergunning.
Het daaruit voortvloeiende extra werk is zeker niet gering. Daarnaast zal
het gemeentelijk bouwtoezicht niet lichtvaardig besluiten tot een melding
aan de Kamer van KoophandelEen dergelijke melding is de sleutelpositie
in het d00r de verordening beoogde doelWij hebben aan de minister laten
weten dat naar onze zienswijze op het gemeentelijk bouwtoezicht een niet te
onderschatten verantwoordelijkheid terzake rust.
D0 mlnlster deelt op die vraag vervolgens in zijn antwoord van 6 juli 1981
mede dat het naar zijn mening niet voor de hand ligt dat het clandestien
bouwen als gevolg van de invoering van een gemeentelijke bouwregistratie-
verordemng zonder meer zal toenemen. Een clandestiene bouwer die werkzaam-
heden laat uitvoeren door een sluikbouwer, wordt bij het constateren vandie
overtreding gestraft met een dubbele sanctie, te weten die van de bouwver-
ordemng en die van de bouwregistratieverordening. De beide strafbepalingen
rengen ten opzichte van het clandestien bouwen een sterkere preventieve
-3-