werking met zich. Van extra werk voor het gemeentelijk bouwtoezicht zal
dan ook naar de mening van de minister geen sprake zijn.
Voorts schrijft de minister dat van de ambtenaren van het gemeentelijk
bouwtoezicht slechts wordt gevraagd om bij het gebruikelijke toezicht
op de bouwplaats een enkel administratief gegeven méér te controleren
dan waarmede zij op grond van de gemeentelijke bouwverordening reeds be-
last zijn. Onjuistheden of twijfel over de juistheid van gegevens wordt
door de ambtenaren van het gemeentelijk bouwtoezicht gesignaieerd; het is
geen opsporingstaak. De minister merkt tensiotte op dat de bouwregistratie-
verordening moet worden gezien als een hulpmiddel bij de bestrijding van de
sluikbouw. Door het invoeren van die verordening wordt het opsporen van
sluikbouw door de Economische Contrôle Dienst vereenvoudigd. Via de Kamer
van Koophandel en Fabrieken verkrijgt die dienst de beschikking over de
voor de opsporing van sluikbouwers relevante gegevens. De in onze brief
aangeduide sleuteipositie iigt naar de mening van de minister niet bij het
gemeentelijk bouwtoezicht, doch bij de aanvrager die de in artikel 3 van de
model-verordening bedoelde gegevens moet verstrekken. Onze brief van 15 mei
j.l. aan de minister, waarin de door u gesteide vragen zijn opgenomen, ais-
mede het antwoord daarop van de minister van 6 juli d.o.v. liggen voor u
ter inzage. Tevens zijn aan de stukken toegevoegd het oorspronkelijke ver-
zoek om aan de totstandkoming van een bouwregistratieverordening medewer-
king te verlenen, onze reaktie daarop van 3 februari 1981, het verzoek van
de minister van Voikshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 19 februari
d.o.v., de brief van de Kamer van Koophandei en Fabrieken van 25 februari
1981, de door de minister verstrekte nadere informatie aan aile gemeente-
besturen van 23 maart 1981de zienswijze van de Vereniging van Nederland-
se Gemeenten van 25 september 1980 met een ontwerp van een nieuw artikel 15a
van de bouwverordening en de toevoeging van een vierde lid aan artikel 372
van die verordening. Mede gelet op het uitgebreide antwoord van de minis-
ter van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening op de gestelde vragen,
dat op een aantai punten de betekenis van" de aan de gemeenten toegedachte
taak bij de bestrijding van de sluikbouw verduidelijkt en begrenst, zijn
wij van mening dat aan het verzoek medewerking kan worden verleend door
vaststel1ing van een bouwregistratieverordening overeenkomstig het bijge-
voegd ontwerp, waarvan in het tweede lid van artikel 4 overeenkomstig een
aanwijzing van de minister het woord "bekend" is vervangen door het woord
-4-
4e afd.
25 februari 1982
7