2e afd. 24 jurvi 1982 77
Artikel 8.
1. Wanneer het salaris van ambtenaren, die de leeftijd van 15 jaren of
ouder hebben bereikt, en die werkzaam zijn in een funktie met een
volledige dagtaak, minder bedraagt dan de in artikel 20a van het
Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948 voor hun leef-
tijd aangegeven bedragen, wordt hen door burgemeester en wethouders
een vaste toelage toegekend, gelijk aan het verschil.
2. De toelage, bedoeld fn het eerste lid, komt geheel of gedeeltelijk
te vervallen, naar gelang het daar bedoelde verschil door vermeerde-
ring van salaris-anciënniteit wordt opgeheven.
3. Voor de toepassing van dit artikel worden onder salaris mede ver-
staan toelagen, verleend op grond van deze verordening, doch met
uitzondering van deze toelage, genoemd in artikel 10.
4. De in het eerste lid bedoelde toelage gaat in op de eerste dag van
de maand, waarin de aanspraak ingevolge dat lid is ontstaan.
Artikel 9.
1. Aan de ambtenaar, wiens funktie is ingedeeld in bijlage A van deze
verordening in een schaal met een lager maximum-salaris dan dat van
salarisschaal XI A en die, anders dan bij wijze van overwerk, gere-
geld of vrij geregeld arbeid verricht op andere tijden dan op de
werkdagen maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 18 uur wordt een
toelage voor onregelmatige dienst toegekend.
2. De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt per gewerkt uur op
de werkdagen:
a. maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en
22 uur 20%;
b. zaterdag tussen 6 en 22 uur 30%;
c. maandag tot en met zaterdag tussen 0 en 6 uur en tussen 22 en
24 uur 40%
en op zondagen en daarmede ingevolge het Algemeen Ambtenarenreglement
gelijkgestelde dagen 45% van de wedde per uur, welke wordt gesteld
op 1/173 van de wedde per maand, met dien verstande, dat genoemde
percentages ten hoogste worden berekend over een bedrag gelijk aan
1/173 deel van het maximumsalaris per maand van schaal IV van bijlage A.