2e afd. 26 augustus 1982 92 zondere omstandigheden aanleiding geven, oepalen dat de op grond van artikel E 13 niet-uitbetaalde bezoldiging, geheel of ten dele aan an- deren dan de ambtenaar zal worden uitbetaald. 2. Voorzover burgemeester en wethouders van hun in lid 1 bedoelde bevoegdheid geen gebruik hebben gemaakt, wordt de ingevolge artikel E 13 niet uitbe- taalde bezoldiging alsnog aan de ambtenaar uitbetaald wanneer burgemees- ter en wethouders de bezwaren van de ambtenaar, als bedoeld in artikel E 9, leden 1 en 2, gegrond achten of de in artikel E 9 bedoelde commissie van geneeskundigen te zijnen gunste heeft beslist. Paragraaf 3. Aanspraak op laatstelijk genoten bezoldiging of uitkering bij ziekte van gewezen ambtenaar. Artikel E 15 1. De gewezen ambténaar, die wegens ziekte, ontstaan voor de datum van in- gang van zijn ontslag, nadien nog ongeschikt is een naar aard en omvang soortgelijke betrekking te vervullen, behoudt gedurende de periode van zijn ongeschiktheid zijn laatstelijke op grond van artikel E 11 genoten bezoldiging tot uiterlijk ëén jaar na de aanvang van zijn ongeschikt- heid. 2. Indien de gewezen ambtenaarbedoeld in lid 1, met ingang van de datum van zijn ontslag recht heeft od invaliditeitspensioen volgens de bepa- lingen van de Algemene burgerlijke pensioenwet, behoudt hij gedurende de periode van zijn ongeschiktheid, doch tot uiterlijk twee jaar na de aan- vang van zijn ongeschiktheid, zijn bezoldiging, welke hij met toepassing van artikel E 11 zou genoten hebben, indien hij in dienst was gebleven. 3. Indien de gewezen ambtenaarbedoeld in lid 1, na de aanvang van zijn on- geschiktheid nietteirnn zijn betrekking nog vcor tenminste 45% van de voor hem geldende werktijd tot de datum van zijn ontslag heeft vervuld, wordt de aanvang van zijn ongeschiktheid gesteld op de datum van zijn ontslag. 4. Het recht op behoud van de laatstelijke genoten bezoldiging vervalt met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de gewe- zen ambtenaar de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. 5. Dit artikel vindt geen toepassing op: a. degene die als herplaatsbaar verklaarde arnbtenaar is herplaatst in een betrekking als bedoeld in artikel K 2, tweede lid van de Algemene burgerlijke pensioenwet; b. degene die op of na het tijdstip van ingang van zijn ontslag in ver- band met de aanvaarding van een betrekking van tenminste een gelijke omvang als die waaruit hij is ontslagen, aanspraak kan maken op loon of bezoldiging, dan wel op een uitkering krachtens de Ziektewet, of een daarmede gelijk te stellen wettelijke regeling. Artikei E 16- 1. De gewezen ambtenaar, die onmiddellijk voorafgaande aan zijn ontslag ten- minste twee maanden zijn betrekking heeft vervuld en die binnen een maand na de datum van zijn ontslag wegens ziekte ongeschikt wordt een naar aard en omvang soortgelijke betrekking te vervullen, ontvangt gedurende zijn ongeschiktheid een uitkering ten bedrage van zijn laatstelijk genoten be- zoldiging tot uiterlijk een jaar na de aanvang van zijn ongeschiktheid.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1982 | | pagina 52