afd. 16 december 1982 TOELICHTING OP GELUIDHINDERVERORDENING (algemeen). 130 De verordening geldt voor: recreatie-iririchtingen die bij Algemene Maatregel van Bestuur zijn aan- gewezen en waarop de Hinderwet niet van toepassing is (artikelen 2 t/rn 12j horeca-inrichtingen waarop de Hinderwet niet van toepassinq is (arti- kel 13); s - overige geluidhinder (artikel 14). In artikel 1 van de Wet geluidhinder wordt het begrip recreatie-inrich- ting ruim gedefinieerd: "een recreatie-inrichting is een inrichting be- stemd of mede bestemd voor recreatiedoeleinden, ten aanzien waarvan de Hinderwet niet van toepassing is." Blijkens artikel 11 van de Wet geluid- hinder moet in de eerste plaats gedacht worden aan recreatie-inrichtingen die vallen onder de Drank- en Horecawet. Bij AMvB zijn echter ook aller- lei andere inrichtingen als recreatie-inrichting aangewezen, te weten: - înrichtingen die worden gebruikt voor recreatieve doeleinden in de "qe- voelige" avond- en nachturen; - eethuisjes waar een radio of een luidspreker staat; - speelautomatenhallen; - dansscholen; - muziekscholen; - crossterreinen; - sportterVeinen, pretparken e.d. De AmvB geldt niet voor inrichtingen die vallen onder de Hinderwet. Veel eethuisjes zijrTbijvoorbeeld al Hinderwetplichtig omdat er wordt gebakken Alle categorieën van inrichtingen of terreinen, genoemri in de AîivB (In- richtingenbesluit)hebben een toevoeging die de categorie-oraschrijving veel ruimer maakt. De categorie "muziekscholen" bijvoorbeeld heeft als toevoeging "of inrichtingen, ingericht of gebruikt voor het beoefenen van muziek". Het op zichzelf al ruime begrip "muziekschool" wordt de.armee uitgebreid met een scala van mogelijkheden. Hetzelfde geldt voor de andere categorieën, genoemd in het Inrichtingenbesluit. De horeca-inrichtingen zijn omschreven in artikel 1 van de verordening; er vallen niet alleen de gewone cafés, bars, restaurants en cafetaria's onder, maar ook de meer besloten inrichtingen waar alcoholhoudende drank wordt verstrekt, zoals sociëteiten, buurthuizen, kantines e.d. Blijkens vaste Kroonjurisprudentie t.a.v. het begrip "inrichting" in de Hinderwet moet aan dit begrip een zo ruim mogelijke betekenis worden toe- gekend. Vrijwel elke door de mens ondernomen bedrijvigheid, die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht en daarbuiten gevaar, scha- de of hinder kan veroorzaken, levert voldoende grond op om te spreken van een inrichting in de zin van de Hinderwet. Men dient er rekening mee te houden, dat een inrichting waarvan een deel kan worden aangemerkt als aan- gewezen recreatie-inrichting, in haar geheel moet worden beschouwd alseen (gelu îdhinderl ij'ke) recreatie-inrichting (bijv. een kampeerterrein met eeri kantine)Overigens zijn enkele zeer luidruchtige categorieën van inrich- tingen, zoals permanent aanwezige race-circuits, skelterbanen en open schietbanen aangewezen als inrichting in de zin van artikel 16 van de Wet geluidhinder. De geluidhindervergunning en de evt. benodigde Hinderwetver- gunning worden dan verleend door de provincie. Bij het opstellen van de geluidhinderbepalingen is de vraag gerezen of dergelijke bepalingen moeten worden opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening of in een aparte verordening. Gelet op het streven naar een samenhangende en overzichtelijke regeling vanuit het aspekt geluidhinder^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1982 | | pagina 11