130
en de complexheid van het onderwerp en het uit te voeren toezicht, is
gekozen voor regeling in een aparte verordening.
Titels II en III van de verordening (de artikelen 2 t/m 12) betreffen
de aangewezen inrichtingen, d.w.z. de recreatie-inrichtingen die zijn
aangewezen in het Inrichtingenbesluit. De artikelen 2 t/m 11 zijn be-
doeld voor de gevallen die in het algemeen qua geluidhinder als zwaar
worden beschouwd. Mede gelet op de Heemsteedse situatie is het gewenst
de categorieën c, d en f t/m i van het Inrichtingenbesluit hieronder
te brengen. Voor deze inrichtingen geldt, dat voor het inrichten of
drijven ervan een vergunning is vereist van burgemeester en wethouders.
Aan deze vergunning kunnen voorschriften verbonden worden ter voorko-
ming of beperking van geluidhinder. Bij het beslissen over een vergun-
ningaanvraag kan ook rekening worden gehouden met het lawaai dat bezoe-
kers van een recreatie-inrichting in de omgeving daarvan veroorzaken.
TitelIII (artikel 12) is bedoeld voor de aangewezen recreatie-inrich-
tingen.die in het algemeen minder bezwaarlijk uit geluidhinderoogpunt
worden gevonden. De resterende categorieën van het Inrichtingenbesluit
(a, b en e) vallen hieronder. Voor deze inrichtingen geldt een repres-
sief stelstel; de exploitanten moeten zich houden aan algemene regels
en zolang zij dit doen worden zij niet geconfronteerd met de gemeente-
lijke overheid. Ontstaan er echter gegronde klachten, dan hebben bur-
gemeester en wethouders de bevoegdheid om via een aanschrijving maat-
regelen te nemen. Zo'n aanschrijving kan bijvoorbeeld betekenen dat be-
trokkene andere openingstijden moet aanhouden of in het ergste geval,
dat hij de exploitatie moet staken.
Titel IV (artikel 13) geldt voor horeca-inrichtingen. Zoveel mogelijk
is aangesloten bij de vanouds bestaande muziekvergunning. Voorzover het
gaat om het ten gehore (laten) brengen van muziek anders dan met ge-
luidsapparaten, is dit artikel gebaseerd op artikel 168 van de gemeente-
wet; voor het overige berust het op artikel 11 van de Wet geluidhinder.
De verordening gaat uit van een permanente muziekvergunning, die te ver-
gelijken is met de Hinderwetvergunning.
Titel V (artikel 14) is een kapstokbepaling en betreft (alle) overige
vormen van geluidhinder.
Voor een overzicht van de verschillende beroepsinstanties en- procedures
kan onderscheid worden gemaakt in de volgende gevallen:
1. Aangewezen "zware" inrichtingen (titel II)
2. Aangewezen "lichtere" inrichtingen (titel III)
3. Horeca-inrichtingen (titel IV)
4. Overige gevallen (titel V)
Ad 1. Bezwaar en beroep bij aangewezen "zware" inrichtingen.
Voor het inrichten en drijven van aangewezen "zware" inrichtingen is een
vergunning vereist (art. 2). De vergunning kan worden geweigerd of onder
voorschriften verleend (art. 7), zij kan worden ingetrokken of gewijzigd
(art. 9) en de inrichting kan worden gesloten (art. 10). Bestaande in-
richtingen kunnen in afwachting van een vergunning worden aangeschreven
tot het treffen van geluidwerende maatregelen of zelfs sluiting (art. 11)
Tenslotte kan de exploitant van een inrichting te maken krijgen met poli-
tiedwang wegens het niet naleven van vergunningsvoorschriften of aan-
schrijvingen.
Vindt de aanvrager dat de vergunning ten onrechte is geweigerd of dat er
te zware yoorschriften aan zijn verbonden, dan kan hij in beroep gaanbij
de Kroon (art, 144, eerste lid, onder a, Wet geluidhinder en art. 54
-12-
4e afd.
16 december 1982