afd. 16 december 1982 130
Wet algemene bepalingen milieuhygiëne (WABM)Het beroep wordt behan-
deld door de afdeling geschillen van bestuur van de Raad van State
(art. 26 WRvS). Oe vergunningaanvrager kan de voorzitter van de afde-
ling geschillen van bestuur vragen - tijdens de behandeling van het be-
roep - om schorsing of een voorlopige voorziening (art. 60a WRvS).
De beroepstermijn is een maand na de verzending van de aangevochten be-
schikking (art. 55 WABM)
Wordt de vergunning verleend en vinden omwonenden of andere belanghebben-
den, dat zij niet verleend had mogen worden of dat er zwaardere voor-
schriften aan moeten worden verbonden, dan kunnen ook zij gedurende een
maand in beroep gaan bij de Kroon. Ook kan schorsing of een voorlopige
voorziening worden gevraagd bij de voorzitter van de afdeling geschillen
van bestuur.
Voor het intrekken of wijzigen van een vergunning gelden dezelfde be-
roepsmogelijkheden.
Wordt een inrichting gesloten, of wordt een sluiting opgeheven, dan kun-
nen de exploitant of andere belanghebbenden gedurende een maand na de
sluiting of opheffing ervan bezwaar maken bij burgemeester en wethouders
en na de beslissing vanwege dit college in beroep gaan bij de afdeling
rechtspraak van de Raad van State krachtens de Wet Arob (art. 7 en 13).
De beroepstermijn is 30 dagen na het verzenden van de aangevochten be-
schikking (art. 9 Wet Arob). Tegelijkertijd met het indienen van een be-
zwaarschriftvbij burgemeester en wethouders of tijdens de behandeling
van het beroep kunnen belanghebbenden of de exploitant schorsing of een
voorlopige voorziening vragen bij de voorzitter van.de afdeling recht-
spraak (art. 80 WRvS). Er is naar onze mening geen kroonberoep:art. 144,
eerste lid, onder a, Wet geluidhinder spreekt alleen over "een'besluit
betreffende een vergunning krachtens artikel 12 Wet geluidhinder".
Een besTuit tot sluiting of opheffing daarvan raakt de vergunning niet.
Wel merken wij op dat de memorie van toelichting op het voorstel tot
wijziging van de Wet geluidhinder spreekt over "beschikkingen, gegeven
krachtens artikel 12 Wet geluidhinder": deze formulering omvat wel de
sluiting en de opheffing daarvan.
De tekst van de wet zelf is echter op dit punt doorslaggevend.
Hetgeen hiervoor is gesteld, is ook van toepassing op bestaande-inrich-
tingen. Bij bestaande inrichtingen is er voorts het geval dat de ex-
ploitant - in afwachting van een vergunning - een aanschrijving krijgt
tot het nemen van geluidwerende maatregelen. Ook in dat geval geldt
naar onze mening de Wet Arob.
Bij toepassing van politiedwang wegens niet naleving van bijvoorbeeld
vergunmngsvoorschriftengeldt de Wet Arob.
Ad 2. Bezwaar en beroep bij aangev;ezen "lichtere" inrichtingen
Voor aangewezen "lichtere" inrichtingen is geen vergunning vereist, maar
gelden algemene regels. Worden deze overtreden of zijn deze in een'be-
paalde situatie niet voldoende, dan kunnen burgemeester en wethouders
de exploitant aanschrijven tot het nemen van geluidwerende maatregelen.
De exploitant of andere belanghebbenden zullen de bezwaar- en beroeps-
procedure moeten volgen krachtens de Wet Arob. Hetzelfde geldt bij toe-
passing van politiedwang wegens niet naleving van aanschrijving.
Ad 3. Bezwaar en beroep bij horeca-inrichtingen.
Voor het (latep) maken van muziek of zang en het (laten) gebruiken van
geluidsapparaten en recreatietoestellen is een (muziek)vergunning ver-
eist. Hetgeen hiervoor onder ad 1 is gezegd over bezwaar en beroep