4e afd. 16 december 1982 130
bij "zware" aangewezen inrichtingen, is van overeenkomstige toepassing,
althans voorzover het betreft het (laten) maken van muziek of zang of
ander geluid door middel van een geluidsapparaat.
Voorzover het uitsluitend gaat om het (laten) maken van muziek of zang
zonder gebruik van geluidsapparaten (levende muziek), geldt de bezwaar-
en beroepsprocedure krachtens de Wet Arob.
Bij weigering van een muziekvergunning voor het laten optreden van een
muziekgezelschap waarbij wordt gezongen, zal men zich wat betreft het
enkele gebruik van geluidsapparaten moeten wenden tot de Kroon en wat
betreft de levende muziek tot de arob-rechter!
Bij toepassing van politiedwang wegens het niet naleven van bij voor-
beeld vergunningsvoorschriften geldt steeds de Wet Arob.
TOELICHTING OP ENKELE ARTIKELEN VAN DE GELUIDHINDERVERORDENING.
TITEL I.
Artikel 1.
5ê2EiE5˧Bäli!]9ê!3*
De begrippen "geluidhinder""geiuidsapparaat", "toestel" en "recreatie-
inrichting" hebben dezelfde betekenis als in de Wet geluidhinder.
In de toelichting op artikel 11 Wet geluidhinder wordt uitdrukkelijk ge-
steld dat ook horeca-inrichtingen recreatie-inrichtingen zijn, althans
voorzover zij niet vallen onder de Hinderwet. Dit betekent dat geen mu-
ziekvergunning is vereist voor horeca-inrichtingen die onder de Hinder-
wet vallen. De omschrijving "houder van een horeca-inrichting" is minder
gedetai11eerd dan de daarmee vergelijkbare omschrijving in de Drank- en
horecawet; deze laatste stelt nl. ook eisen aan de personen van bedrijfs-
leider, ondernemer, beheerder enz. Wel is de omschrijving in de geluid-
hinderverordening zo ruim dat er niet alleen de exploitantreigenaar onder
valt, maar ook de exploitant-beheerder, de bedrijfsleider enz.
TITEL II.
jdin2_geluidhinder door aangewezen inrichtingen, cateqorieën c, d
en_f_t/m_i. J1
Artikel 2.
Vergunning^voor^inrichten of drijven.
In de artikelen 2 t/m 10 is een vergunningprocedure opgenomen voor recrea-
tie-inrichtingen die in het algemeen als zware gevallen worden beschouwd.
Het verbod in artikel 2 richt zich tot een ieder die bedoelde handelingen
wil plegen of pleegt, ongeacht of hij de aanvrager van een vergunning,
zijn rechtverkrijgende of een derde is. Degene die een inrichting drijft
of inricht, of voornemens is dit te doen, is verplicht een vergunning
aan te vragen. Bij het formuleren van vergunningvoorschriften zullen de
algemene regels, gesteld in de toelichting op artikel 12, als richtliin
dienen.
Artikel 6.
BesHsslngs termi jn
De genoemde termijnen kunnen in geval van "nood", d.w.z. bij zeer inge-
wikkelde vergunningaanvragen, eventueel worden overschreden en zijn dus
termijnen van orde.
-14-