16 december 1982 130 zover het betreft het ten gehore brengen of laten brengen van muziek of zang door middel van geluidsapparaten - gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. Artikel 16. Handhaving. 1. Naast degenen aan wie ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Straf- recht opsporingsbevoegdheid toekomt, zijn met het opsporen van de in artikel 15 van deze verordening strafbaar gestelde overtredingen be- last de door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren, ie- der voorzover het zaken betreft die aan zijn toezicht zijn toever- trouwd. 2. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken de last verstrekt al dan niet afgesloten ruimten of plaatsen - wonin- gen en schepen daaronder begrepen - te betreden of binnen te treden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, zulks voorzover het wonin gen betreft met inachtneming van het bepaalde bij de Wet van 31 auqus tus 1853, Stb. 83. 3. Het in het tweede lid bepaalde geldt niet, voorzover van toepassing i - artikel 149 Wet geluidhinder; - artikel 20 Wet economische delicten. Artikel 17. Voorzover dit niet in deze verordening nader is geregeld, blijft een ont heffing, vergunning of toestemming anderszins, betrekking hebbende op ge luidhinder, van de burgemeester dan wel van burgemeester en wethouders, die is verleend op grond van enig voorschrift van de Algemene Plaatselij- ke Verordening, voorzover dit voorschrift is vervallen op 1 februari 1982 van krachtr, totdat de tijd waarvoor deze verleend is, verstreken is of totdat deze wordt ingetrokken. Artikel 18. Aanhaling. Deze verordening kan worden aangehaald als "geluidhinderverordening". B. vast te stellen de volgende verordeninq tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening (5e wijziging): Artikel I. Artikel II. Artikel 8 wordt gewijzigd en gelezen als volgt: "1. Burgemeester en wethouders kunnen van de bepalingen der artikelen 17, 19, 1e lid, 20, 1e lid, 21, 22, 23, 25, 28, 1e lid, 35, 1e lid, 37, 2e lid, 38, 43, 45, 58, sub a, b en c, 67, 1e lid, 68, 1e en 3e lid, 94, 1e en 2e lid, 107, sub b, 114, 115, 137, 142, 143, 146, 2e lid, 148, 149, 157, 1e lid en 160, 1e lid, ontheffing verlenen. 2. De burgemeester kan van de bepalingen der artikelen 32, 57, 1e lid, 72, 1e lid, 73, 1e lid en 76 ontheffing verlenen.". -9- 4e afd. QZëCSâOSsbegaljng. De artikelen 51 en 90 vervallen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1982 | | pagina 9