i
4e afd. 24 februari 1983 15
de hand heeft gedaan, alsmede voor de datum en het tijdstip van de ver-
koop. Vermelding van al deze gegevens kan de opsporing van ontvreemde
goederen vergemakkelijken.
ArtiEel 3.
Het spreekt vanzelf, dat het register dient te zijn ingericht volgens
een modeldat is toegesneden op de inhoud van artikel 2. Dit onderwerp
leent zich niet goed voor een regeling bij (deze) verordening. Het ligt
meer op de weg van burgemeester en wethouders aan deze regeling vorm te
geven.
Artikel 4.
Er kunnen zich in de praktijk situaties voordoen die tot afwijking van de
in artikel 2 gegeven voorschriften noodzaken. In die gevallen kan er plaats
zijn voor een ontheffing. Artikel 4 schept daartoe de mogelijkheid.
Artikel 5.
Ook deze bepaling is geënt op artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht.
Zij legt de ondernemer enkele verplichtingen op die er vooral op gericht
zijn knoeierijen met het register tegen te gaan.
Bij de uitvoering van deze bepaling is aan de burgemeester als hoofd van
de plaatselijke politie een centrale plaats toegekend.
Hij is het die het register waarmerkt, aan wie het register telkens op
eerste vordering moet worden getoond en aan wie het overigens voor on-
derzoek moet worden afgegeven.
De burgemeester heeft de mogelijkheid één of meer van deze taken aan een
door hem aan te wijzen ambtenaar op te dragen, waarbij in dit verband met
name aan politie-ambtenaren kan worden gedacht.
Voor de in dit artikel, onder e, genoemde termijn van twee jaar is aan-
sluiting gezocht bij de verjaringstermijn voor overtredingen.
Artikel 6.
Zijn de voorgaande bepalingen vooral gericht op de relatie ondernemer -
register, artikel 6 heeft een ruimere strekking. Deze bepaling, die is
gebaseerd op artikel 437 ter van het Wetboek van Strafrecht, bevat voor-
schriften die in het algemeen het gevaar voor heling beogen te voorkomen.
De inhoud daarvan spreekt voor zichzelf.
Behoort bij raadsbesluit d.d. 24 februari 1983.
De gemeentesecretaris, -6-
i v