4e afa.
26 mei 1983
65
broinfietsen ui tgezonderdomdat anders sommige bepalingen een te ruime
strekking zouden krijgen, terwijl daarenboven voor dit soort voertuigen
ten aanzien van het parkeren op trottoirs bij verordening afzonderlijke
maatregelen kunnen worden getroffen op> grond van artikel 82, 3e lid,
van het R.V.V.
Een uitzondering vormt hierop de driewielige fietsen en bromfietsen,
hoewel zij op zich ook onder de definitie van fiets in het W.V.R. val-
len, omdat zich daarmee ook zeker een excessief parkeren in de zin van
de onderhavige verordening zal kunnen voordoen.
Onder c. Duidelijk is, dat in een verordening als deze een omschrijving
van het begrip parkeren node gemist kan worden. Hier is de definitie
gekozen van artikel 86 van het R.V.V., welke inhoudt, dat enkeie vormen
van uoen of laten staan van voertuigen buiten de werking van de gestel-
de verbodsbepalingen vallen. Er kan immers moeilijk worden gesteld, dat
het onmiddellijk in- en uitstappen van personen, dan wel het onmiddel-
iijk laden of lossen van goederen, het tanken van benzine bij benzine-
stations of garages, direkt een excessief parkeren oplevert.
Artikel 2.
Dit artikel komt nagenoeg geheel overeen met artikel 148 APV.
ifa de woorden "drie of meer voertuigen" is thans toegevoegd de zinsnede
"aie hem toebehoren of zijn toevertrouwd"
Artikel _3.
Dit artikel reikt verder dan het huidige artikel 149 APV.
Ten eerste is één voertuig met commerciële reclame voldoende, ten tweede
betreft de werkingssfeer de gehele gemeente, behoudens ontheffing.
Het excessieve is primair gelegen in het, in relatie tot een redelijke
verdeling van parkeerruimteniet gerechtvaardigde doel waartoe men
een voertuig op de weg zet. Dit doel kan reeds met één voertuig worden
bereikt.
Voorts kan het excessieve gelegen zijn in het motief van het tegengaan
van ontsiering van het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Met betrekking tot het "daderschap" mag in dit verband worden opgemerkt
-8-