BWB
261 27 oktober 1983
blijkt niet, althans niet duidelijk, dat het coliege daartoe nu wei be-
reid is. Spreker zegt expres "niet duidelijk", omdat de antwoorden op
toch helder geformuleerde vragen hier en daar wat vaag zijn. In vraag 5
is gevraagd of het college het met vragenstellers eens is dat het be-
iang van de woningbouw op de Burgemeester van Lennepweg/Blekersvaartweg
uiteindelijk zwaarder zou moeten wegen dan de vestiging van Albert Heijn.
Het college antwoordt dat het realiseren van die woningen en de winkel-
vestiging op het noord-oostelijk deel van het terrein tot de eerste fase
van het projekt Blekersvaartweg behoort. En dan komt er een zin die spre-
ker maar letterlijk zal voorlezen: "Mede in verband met de planning,
waarop de krachtens het Besluit bijdragen reconstructie- en sanerings-
plannen toegekende bijdrage is gebaseerd, ligt het belang van de gemeen-
te in het in 1984 aanvangen met de realisering van deze eerste fase als
geheel". Spreker heeft twee konstateringen. Het college antwoordt niet
op de vraag en graag zou hij dat antwoord vanavond dan wel horen.
De vraag was helder: wat weegt zwaarder, woningen of een winkelvestiging?
Een tweede opmerking is dat men uit die zin zou kunnen halen dat de bij-
drage die het Rijk geeft voor dat projekt gekoppeld is aan de vestiging
van die hele eerste fase, dus inklusief Albert Heijn. Spreker vraagt of
die suggestie die erin ligt juist is, of het niet zo is dat we ook die
bijdrage kunnen krijgen als we daar alleen de woningbouw realiseren.
Vraag 6 was de vraag naar de wettelijke mogelijkheden om tot ontkoppe-
ling over te gaan. En van vraag 6 moet men ook konstateren dat het op
zijn minst in het verband van de antwoorden die het college geeft niet
helder is. Het college erkent dat er wettelijke mogelijkheden zijn.
Het zegt daarna: gelet op het belang dat we in antwoord 5 hebben genoemd
- dat de eerste fase in zijn geheel maar in 1984 moet aanvangen - zullen
wij deze aanvragen tegelijkertijd en als één geheel in procedure brengen.
Hoe moet spreker dat antwoord nu rijmen met het antwoord op vraag 8, of
het college bereid is tot ontkoppeling over te gaan. Want in dat ant-
woord staat: "Uit de beantwoording van het voorafgaande moge genoegzaam
blijken dat ons college thans niet voornemens is tot ontkoppeling over
te gaan". Spreker konstateert dat het tijdgebonden is. Het college is
ten tijde van het antwoord niet bereid tot ontkoppeling over te gaan.
In vraag 5 staat domweg dat het er nooit toe zal overgaan. Hij vraagt daar-
over opheldering. In vraag 7 is gevraagd of de beslissing tot het al dan
niet overgaan tot ontkoppeling wanneer die tot de mogelijkheden behoort
en als beslist wordt het dan niet te doen, of dat voor verantwoordelijk-
heid komt van het gemeentebestuur. Het college erkent.dat. Als de gemeen-
te niet overgaat tot ontkoppeiing terwijl het wel mogelijk is, dan komt
dat voor rekening van de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur.
De toevoeging aan het antwoord is in ieder geval overbodig, dat kan zon-
dermeer gesteld worden. De toevoeging is dat iemand die bezwaren indient
tëgen een bestemmingsplan weliswaar van zijn recht gebruikmaakt maar dan
ook toch nog de sociale konsekwenties moet hebben meegewogen wanneer van
dat recht gebruik wordt gemaakt. Het suggereert toch, tendeert ook, in
de richting van hetgeen staat in het bericht, dat spreker zojuist heeft
genoemd, in de Heemsteedse Courant van 13 oktober, waarin staat dat de
mensen die bezwaarschriften indienen verantwoordelijk zijn voor de even-
tuele gevolgen die dat zal hebben met de woningbouw. Een restant is toch
in die vraag gebleven, het college heeft zich daar niet helemaal van kun-
nen distanciëren; maar goed, het had er kennelijk behoefte aan om dat
nog eens ten overvloede te zeggen.
Tenslotte zou spreker een uitspraak van het college willen hebben en graag