Bn
128
bestuur, dan wel door het bestuur van het lichaam waarbij hij werkzaam
is, op grond van gewetensbezwaren van de verplichting tot deelnemer-
schap is ontheven.
flrtikel V.
In artikel 6 komen de bepalingen onder c, d en e te vervallen en komen de
bepalingen onder a en b als volgt te luiden:
a. voor hem, die behoort tot degenen, bedoeld in de artikelen 3 en 4, eerste
lid, op de dag waarop deze regeling op hem van toepassing is;
b. voor hem, die behoort tot degene, bedoeld in artikel 4, tweede lid, met
ingang van het tijdstip van toelating.
flrtikel VI.
Artikel 7 wordt vervangen door een nieuw artikel 7, luidende:
Het deelnemerschap eindigt:
a. met ingang van de dag volgende op die van overlijden;
b. met ingang van de dag, waarop een deelnemer één of meer der voor het
deelnemerschap gestelde vereisten verliest;
c. met ingang van de dag der schriftelijke opzegging door de in artikel 3,
onder b en c, omschreven deelnemers, respektievelijk door de wettelijke
vertegenwoordiger van de in dat artikelonder d, omschreven deelnemers
alsmede door de in artikel 4, tweede en derde lid, omschreven deelnemers;
d- met ingang van de dag, waarop een deelnemer, bedoeld in artikel 3, onder
b, c en d en artikel 4, tweede en derde lid, krachtens enig wettelijk
voorschrift te dezer zake verplicht verzekerd wordt; indien een gezins-
lid van de hierbedoelde deelnemer niet als medeverzekerde in de zin van
het wettelijk voorschrift wordt aangemerkt, is het bestuur onder door
hem te stellen voorwaarden bevoegd het gezinslidmaatschap voort te zet-
ten gedurende de tijd van de verplichte verzekering;
e. met ingang van de dag, door het bestuur te bepalen, indien de betaling
van de bijdrage overeenkomstig artikel 10, zesde lid, naar het oordeel
van het bestuur bij herhaling niet tijdig geschiedt;
met ingang van de dag, volgende op die van opheffing of uittreding van
een gemeente danwel opheffing van een lichaam;
-7-
f.
MmKw.
2e afd.
25 november 1983