2e afd. 25 november 1983 128
wie uit het onder a t/m i bepaalde geen heffingsgrondslag kan worden
afgeleid, stelt het bestuur deze vast, zoveel mogelijk met inachtne-
ming van het hiervoor bepaalde.
3. De heffingsgrondslag van een deelnemer die geen volledige betrekking
bekleedt wordt berekend als bepaald in het tweede lid met dien ver-
stande dat de heffingsgrondslag niet minder zal bedragen dan een door
het bestuur bij reglement vast te stellen percentage van de heffings-
grondslagdie zou gelden bij een volledige betrekking. De heffings-
grondslag van een deelnemer, die in het genot is van wachtgeld of pen-
sioen terzake van een vroegere niet-volledige betrekking, wordt door
het bestuur naar een volledige betrekking herberekend.
4. Voor de berekening van de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, blijft
buiten beschouwing hetgeen de in het desbetreffende kalenderjaar te
ontvangen bezoldiging meer bedraagt dan de maximum wedde (incl. vakan-
tietoeslag) genoemd in het B.B.R.A. 1948 bij een volledige betrekking
in de rang van hoofdcommies
5. De bijdrage van de in dienst van een gemeente of een lichaam zijnde
deelnemer wordt door die gemeente of dat lichaam bij iedere uitbeta-
ling van bezoldiging ingehouden, of in voorkomend geval op andere wij-
ze ingevorderd en vermeerderd met een gelijk bedrag als bijdrage van
die gemeente of dat lichaam op de door het bestuur te bepalen plaats,
tijd en wijze in de kas van het instituut gestort.
6. De overige deelnemers storten hun bijdrage en de gemeente of het lichaam
aan het dienen waarvan hun deelnemerschap is ontleend, stort een gelijk
bedrag als bijdrage van die gemeente of dat lichaam op de door het be-
stuur te bepalen plaats, tijd en wijze in de kas van het instituut.
Indien de gemeente of het lichaain is opgeheven en de verpl ichtingen
daarvan niet zijn overgegaan op een andere gemeente of een ander lichaam,
stort de deelnemer het dubbele van de daar bedoelde bijdrage in de kas
van het instituut.
7. In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste, vierde en zes-
de lid draagt de deelnemer, bedoeld in artikel 4, lid 2, onder b, over
een kalenderjaar bij een bedrag, gelijk aan het volgens de begroting
van het instituut voor dat jaar gemiddeld per deelnemer aan bijdragen
-12-