129
goed dat naar zijn specifieke aard en inrichting is bestemd om te wor-
den gebruikt ten behoeve van:
a. de openbare dienst door organen, instellingen en diensten van pu-
bliekrechtelijke rechtspersonen;
b. de opwekking, de produktie, het transport of de distributie van
energie en energiedragersalsmede de winning, het transport of
de distributie van water;
c. de zuivering van riool- en ander afvalwater;
d. de winning van delfstoffen;
e. het geven van onderwijs;
f. de verzorging van zieken, gebrekkigen of bejaarden.
4. Indien van een onroerend goed, als bedoeld in artikel 3, onder ten
eerste, c, d en e, niet een zelfstandige waarde in het economische
verkeer kan worden vastgesteld, wordt die waarde gesteld op een even-
redig deel van de waarde in het economisch verkeer van het eigendom
waarvan het deel uitmaakt.
5. Bij de toepassing van de leden 1 tot en met 3 blijft buiten aanmer-
king de waarde van tot het onroerende goed behorende, daaraan al dan
niet aard- of nagelvast verbonden werktuigen welke verwijderd kunnen
worden met behoud van hun waarde als zodanig en niet op zichzelf als
gebouwde eigendonmen zijn aan te merken.
6. Bij toepassing van de leden 1 tot en met 3 blijft buiten aanmerking
de invloed welke de bouw of verbouwing van een gebouwd eigendom
heeft op de waarde in het economische verkeer van het onroerende goed,
zolang die bouw of die verbouwing nog niet is voltooid of geen vol-
tooiingsverklaring is afgegeven, dan wel zolang dat gebouwde eigen-
dom nog niet gereed is gekomen voor feitelijk gebruik overeenkomstig
de bestemming die met de bouw of verbouwing wordt beoogd.
7. Indien met betrekking tot een onroerend goed de bouw of de verbouwing
van een gebouwd eigendom nog niet is voltooid, doch wel zover is ge-
vorderd dat een gedeelte daarvan in feitelijk gebruik kan worden ge-
nomen overeenkoinstig de bestemming die met die bouw of die verbouwing
-6-
2e afd.
25 november 1983