-100
4e afd.
15 deceinber 1983
137
4. PLANBESCHRÎJVING.
4.1 Algemeen
Confonn het prograrana van eisen wordt in dit lioofdstuk de onder-
verdeling gehanteerd in twee gebiedsdelen, te weten: het westelijk
deel waar overwegend consoliderende bestenuningen zijn gehanteerd
en het oostelijk deel waar naast de consolidatie van de bestaande
toestand tevens (nieuw-)bouwinogelijkheden worden gecreëerd middels
uitwerkingsbevoegdheid ex art. II WRO.
4.2 Het weBtelijk deel
De gronden in het zuidelijke gedeelte van het plangebied zijn
bestemd voor woondoeleindenhetgeen een consolidatie van het
huidige gebruik inhoudt.
Daar de woningen in redelijk goede staat verkeren en er ook
overigens geen redenen aanwezig waren voor het wijzigen van de
stedebouwkundige opzet van de betreffende gedeelten, lag het ook
voor de hand tot consolidatie te beslutten. In principe is voor
de woningen een bouwstrook vastgesteld, waarvan de diepte over-
eenkomt met de huidige woningdiepteAan de achterzijde is in de
regel de mogelijkheid gecreëerd om de begane grondverdieping met
3.00 m uit te breiden tot een maximale goothoogte van 3.00 m.
Deze regeling biedt voldoende flexibiliteit om beperkte nitbrei-
dingsplannen aan jle achterzijde van de woningen te realiseren.
De bebouwingsvoorschriften maken onderscheid tussen vrijstaande,
dubbele en aaneengebouwde woningen.
Voorts is als regel aangehouden dat de gronden aan de achterzijde
van de woningen bestemd zijn voor erf en aan de voorzijde voor
tuin.
Een uttzondering hlerop is te vinden bij de woningen aan de noord—
zijde van de Oude Posthuis'straatDe gronden aan de achterzijde
van deze woningen hebben over een d'iepte van 10.00 m de bestemming
erf gekregen. De rest van de gronden, grenzend aan "Kennemerduin"
is bestemd voor tuin. Motief hiervan is het feit dat de grönden
grenzen aan een natuurgebied dat vanwege zijn kwetsbaarheid zo-
veel mogelijk bescherming behoeft.
Op de gronden met de bestemming erf mogen alle bij een woning
behorende bijgebouwen, zoais autoboxen en bergplaatsen, worden
gebouwdterwijl de gronden met de bestemming tuin vrij van ge—
bouwen rooeten blijven. In principe worden in het besteromingsplan
geen regela voorgeschreven met betrekking tot de situering van de
bijgebouwen op het erf, omdat daartoe stedebouwkundig gezien geen
noodzaak beataat. Wanneer echter een bouwvergunning wordt aange-
vraagd voor een bijgebouw dat de aanvragen over een lengte van
meer dan 2.00 m hetzij in de erfscheiding lietzij binnen een af-
atand van 2.00 m daarvan zou willen opirichten, zijn burgemeester
en wethoudera bevoegd binnen zekere grenzen nadere eisen te stellen