137
-32-
4e afd.
15 december 1983
Artikel 9 Woondoeleinden en bedrijven (WB)
1. De gronden met de bestemning woondoeleinden en bedrijven zijn
bestemd voorî
a. woonhuizen;
b. praktijkruimten aangebouwd aan de woonhuizen;
c. ^ij een woonhuis behorende autoboxen en bergplaatsen
dgebouwen ten dienste van bedrijven die zijn genoemd in de cate-
gorieën I en 2 van de bij deze voorschriften behorende Staat van
Inricht ingen
emet de bestemming verband houdende bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
f. bedrijfsterreinen en tuinen bij de gebouwen.
2. Op de in lid I bedoelde gronden zijn bovendien de volgende bepa-
lingen van toepassing:
a. op de gronden met de overige aanwijzing verhuisbedrijf zijn uit-
sluitend toegelaten bedrijven die zijn genoemd in categorie I van
de bij deze voorschriften behorende Staat van Inrichtingen alsmede
een verhuisbedrijf
b. op de gronden met de overige aanwijzing radiateurenherstelinrich-
ttng» respectievelijk spuiterij, autoplaatwerkerijreinigings-
middelenfabriek, technische groothandel, aannemer, grairmofoon-
platenfabriek, wasserij en loodgietersbedrijf zijn naast de bedrij-
ven die genoemd zijn in categorie I en 2 van de bij deze voorschrif—
ten behorende Staat van Inrichting tevens bedrijven toegelaten die
overeenkomen met de benaming van de genoemde aanwijzing, uitslui-
tend op de plaats waar zij gevestigd zijn bij de ter visielegging
van het ontwerp van dit plan;
cbedrijven voorkomend in de lijst van A-inrichtingen als bedoeld in
artikel 16 lid I Wet Geluidhinder (Koninklijk Besluit van 15 okto-
ber 1981, staatsblad 1881 nr. 671) zijn niet op de in lid 1 bedoel-
de gronden toegelaten.
I
3. De woonhuizen moeten worden gebouwd als eengezinshuizen of als
woonhuizen geheel of gedeeltelijk boven de in lid I onder d bedoelde
vestigingen.
4. De ingevolge lid I toelaatbare bouwwerken mogen uitsluitend worden
gebouwd met inachtneming van de op de kaart en de hierna gegeven aan-
wi jzingen:
a. de in lid 1 onder a en d bedoelde gebouwen moeten aaneen worden
gebouwd
b. indien de in lid 1 onder a en d bedoelde gebouwen niet in de zij-
erfscheiding worden gebouwd, moet de afstand van de vrije zijgevel
tot de zijerfscheiding ten minste 1.00 m bedragent tenzij uit de
begrenzing van de bebouwingsstrook op de kaart anders blijkt;
c. de voorgevelbreedte van de in lid I onder a en d bedoelde gëbouwen
moet ten ten minste 5.50 m bedragen;