4e afd.
15 december 1983
137
Artikel 16 Verblijfagebied (Vb)
1. De gronden met de beatemming verblijfsgebied zijn bestemd voor
verblijf en verplaatsing bepaald door en gericht op de bestemraing
van de aangrenzende en naburige gronden en in verband hiermee voor
verhardingen gericht op gemotoriseerd verkeer en ander verkeer, alsmede
v°or parkeerplaatsenkinderspeelplaatsen en groenvoorzieningen, een en
ander al of niet opgenomen in een woonerfinrichting.
2. Op en boven de in lid I bedoelde gronden mogen uitsluitend met de
bestemming verband houdende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 10.00 m.
3. Voor verharding gericht op gemotoriseerd verkeer en ander verkeer
en voor parkeerplaatsen gelden de hierna gegeven aanwijzingen
ahet gedeelte van de verharding gericht op rijdend gemotoriseerd
verkeer is ten minste 2.50 m en ten hoogste 6.00 m breed;
b- oinnen de in lid I bedoelde gronden dient te worden voorzien in
de aanleg van een aantal parkeerplaatsen dat tenrainste gelijk moet z
aan het aantal aan het verblijfsgebied gelegen woningen, tenzij
hierin door parkeren op eigen terrein of op een afstand van ten hoog
50.00 m. wordt voorzien;
c ae afstand tussen verharding gericht op rijdend gemotoriseerd
verkeer en een fietspad en een in de langsrichting van een
bouwstrook gelegen gevel van een woning bedraagt ten minste
2.00 ra.
4. Een plan tot inrichting of herinrichting van de in lid I bedoelde
gronden wordt in overleg met be1anghebbenden voorbereid en uitgevoerd.