4e afd. 28 juni 1984 71 TOELICHTING BIJ DE ONTWERP-VERORDENING BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS De bezwaren welke zijn gerezen rond de in 1971 gehouden volkstel1ing zijn er aanleiding toe geweest aandacht te schenken aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de individuele burger. De verdere toename van de mogelijkheden tot automatisering van diverse persoons- registraties heeft tot gevolg gehad, dat de privacy van de burger een steeds grotere belangstelling heeft gekregen, waardoor het stellen van regels door de overheid onontkoombaar is. Immers de. komst van de auto- matisering brengt met zich mee, dat twee of meer tot dusver afzonder- lijke handmatig bijgehouden bestanden door de computer met elkaar kun- nen worden gekoppeld, waardoor een reeks van gegevens over de burger;s verkregen kan worden. De vrees voor oneigenlijk gebruik neemt hierdoor toe. De burger kan zich hierdoor bedreigd voelen en overigens is ook het besef gegroeid, dat de burger recht heeft om te weten welke gege- vens van hem of haar bij welke instantie berusten. De ontwikkelingen op dit terrein zijn oorzaak geweest, dat bij de op 19 januari jl. vastgestelde veranderingen in de Grondwet een afzonder- lijk artikel is opgenomen, waaruit blijkt, dat de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de burger een grondrecht is. Eerder reeds (in 1976) heeft de door de regering ingestelde staatscom- missie Koopmans het eindrapport "Privacy en persoonsregistratie" uitge- bracht. In dit rapport worden de motieven welke mensen kunnen hebben om inbreuken op hun persoonlijke levenssfeer aanwezig te achten in geval van registratie, verwerking en gebruik van hun persoonsgegevensin vier categorieën ingedeeld: a. er is behoefte aan geheimhouding van persoonlijke aangelegenheden; men wil zichzelf zijn; b. men voelt zich a.h.w. in zijn zelfbeschikkingsrecht tekort gedaan, als gegevens die voor een bepaald doel zijn verstrekt, zonder meer, dus zonder toestemming van de betrokkene, of zonder zeer gewichtige redenen voor andere doeleinden worden gebruikt; c. er bestaat behoefte te weten wat aan gegevens is opgenomen en hoe, en of deze wel volledig en juist zijn; d. de wens om niet als "koopwaar" te worden verkocht: er dient geen commerciële exploitatie van de persoonsgegevens plaats te vinden. De commissie verbindt hieraan de konklusie, dat "het recht (van be- scherming) op persoonlijke levenssfeer kan worden omschreven als de aanspraken van het individu dat door de registratie van zijn persoons- gegevens geen beeldvorming optreedt voor een ongeoorloofd doel of op grond van gegevens die onjuist, irrelevant of voor het doel onvolledig zijn, alsmede zijn recht op afweging van het belang dat met registra- tie van zijn persoonsgegevens is gediend, tegen zijn belang om van on- gewenste beeldvorming door die registratie gevrijwaard te worden". Ter beantwoording van de vraag op welke wijze de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de registratie van persoons- gegevens het beste kan worden geregeld, is de commissie tot het oor- deel gekomen, dat hier voor de wetgever een taak is weggelegd; zij heeft daartoe in haar rapport een voorontwerp van wet op de persoons- registratie opgenomen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1984 | | pagina 270