4e afd.
28 juni 1984
71
De commissie hanteert bij de opstelling van haar voorontwerp een drietal
uitgangspunten, namelijk:
- de ondoorzichtigheid die het verschijnsel persoonsregistratie kenmerkt,
moet worden doorbroken; daartoe is het gewenst, dat over de werking van
concrete registraties meer duideiijkheid ontstaat;
- de rechtspositie van de geregistreerde personen dient te worden ver-
sterkt; de geregistreerden staan momenteel nauweiijks middelen ten dien-
ste, om zelf invloed uit te oefenen op de gegevens die over hen zijn
vastgelegd en het gebruik dat daarvan wordt gemaakt;
- het is wenselijk, dat de registratie en het gebruik van persoonsgege-
vens rechtstreeks aan toezicht worden onderworpen.
Het eindrapport van de staatscommissie Koopmans is in hoge mate bepalend
geweest voor het in 1981 door de regering aan de Tweede Kamer aangeboden
ontwerp van wet op de persoonsregistraties. Dit ontwerp is vooral gericht
op geautomatiseerde registraties en maakt daarbij onderscheid tussen mel-
dingsplichtige, reglementsplichtige en vergunningsplichtige persoonsre-
gistraties.
Tot de eerste categorie behoren eenvoudige registraties, zoals ledenad-
ministraties van verenigingensalaris- en klantenadministraties, e.d.
Deze gegevensverzamelingen behoeven alleen te worden aangemeld ter in-
schrijving in een openbaar register.
Tot de tweede categorie worden de meer uitgebreide registraties gerekend,
die uitsluitend voor intern gebruik zijn bestemd. Voor het doel en de
werkwijze van deze registraties moet een reglement worden vastgesteid,
dat bij het verzoek tot inschrijving wordt overgelegd. De zwaarste cate-
gorie vormen de registraties die het meest bedreigend zijn voor de per-
soonlijke levenssfeer.
Voor deze verzamelingen dient niet alleen een reglement te zijn vastge-
steld, maar zij worden eerst ingeschreven nadat daarvoor een vergunning
is verleend. Het toezicht op de naleving van de wet iegt het wetsontwerp
in handen van een nieuw te creëren centrale instantie: de Registratie-
kamer. Aan deze kamer worden tevens bestuursbevoegdheden toegekend. Zij
verleent bijvoorbeeld vergunningen en kan politiedwang uitoefenen.
Aan de andere kant kr'ijgt de individuele burger zekere rechten. Zo kun-
nen in bepaalde gevallen alleen gegevens uit een persoonsregistratie
worden verstrekt met toestemming van de geregistreerde. In andere geval-
len moet de houder van de persoonsregistratie het opnemen van gegevens
aan de betrokken persoon meedelen. Verder krijgt de geregistreerde het
recht de over hem opgenomen gegevens in te zien, met de mogelijkheid om
verbetering van die gegevens te verzoeken.
Ook wordt een zogenaamde protocolplicht ingevoerd. Dat wil zeggen, dat
de houder van een vergunningsplichtige persoonsregistratie moet bijhou-
den aan wie gegevens uit die registratie zijn verstrekt. Op overtreding
van de verschi1lende voorsteilen stelt het wetsontwerp strafsancties.
In het voorlopig verslag op het ontwerp van wet op de persoonsregistra-
ties uiten de kamerfrakties ernstige bezwaren tegen de voorgestelde
wettelijke regeling. Men acht de ontwerp-wet ondoorzichtig en te breed
van opzet. Gelet op de achterstand, welke Nederland in dit opzicht
heeft in vergelijking met andere landen, wenst men zo spoedig mogelijk
een goed hanteerbare wettelijke regeling. Door middel van een aantal
kritische vragen hoopt men het wetsontwerp in die richting gewijzigd
te krijgen.
Deze wettelijke regeling heeft verstrekkende gevolgen. Bovendien houdt
zij verband met andere in voorbereiding zijnde wetsontwerpen.