215
Het college wil een verinindering van de uitgegeven vei gunningen niet
overwegen omdat het dan ook standhouders zou treffen die reeds geduren-
de langere tijd hier hun nering hebben gevoerd; men zou dan schade berok-
kenen aan een bestaande situatie. Uitbreiding is nu juist ,hetgeen het
college graag wil voorkomen en in de soorten heeft een ontwikkeling
plaatsgevonden. Wat het college heeft bewogen om deze regeling naast de
algemene voorwaarden van bescherming van de openbare orde nader te pre-
ciseren, is het feit dat het op een bepaald moment inderdaad heeft er-
varen dat er een vrij groot aantal aanvragen voor standplaatsvergunnin-
gen binnen kwam waarvoor eigenlijk onvoldoende machtsmiddelen ter be-
schikking waren om daar enigszins beperking in aan te brengen.
liet is toevallig zo dat die aanvragen ook nog eens betrekking hadden op
een zeer gevoelige hande) en dat heeft het college dus eigenlijk in zijn
aktiviteit om dit tot stand te brengen bevorderd.
De heer Borghouts: "Zijn die toen niet gewenste standplaatsen wel ver-
leend?"
Wethouder Arnoldy: "Nee, die zijn niet verleend".
De heer Borghouts: "U zegt dat u geen machtsmiddelen had."
Wethouder Arnoldy antwoordt dat men wel eens aari de mensen de medede-
ling kan doen dat het college er niet voor voelt en dan wordt dat niet
doorgezet. Dat is een situatie die wel vaker voorkomt. Spreker hoopt dat
het zo blijft. De heer Oe Bruijn heeft herinnerd aan de betrekkelijke wil-
lekeurigheid van het kiezen van de aantallen. Spreker heeft al toegelicht
dat het inderdaad een zekere wi1lekeurigheid is, uitgaande van de beoorde-
ling dat men nu te maken heeft met een redelijk acceptabele situatie, op
grond van het feit dat het college geen klachten hoort. llet college had
het ook anders kunnen inrichten, het had een heel onderzoek kunnen doen
en dan had het waarschijnlijk eerst een budgeltaire ruimte aan de raad
moeten vragen om dat heel" fijnzinnig te doen. Ilet college meent dat dit
in dit geval wat teveel gevraagd zou zijn geweest. Overigens zegt spreker
toe in de commissie, of welk kader daar dan ook het meest voor geschikt
is, de raad met betrekking tot de ontwikkeling regelmatig op de hoogte te
zullen houden. Bovendien is het zo dat de commissie ekonomische zaken in
dit voorstel de taak krijgt van eeri marktcommissieDie commissie is vol-
doende breed geëquipeerd oiii te kunnen verwachten dat daar alle opmerkingen
en alle ervaringsgegevens in den brede aan de orde kunnen worden gesteld.
Ten aanzien van de opmerking van de heer Solleveld kan spreker slechts zijn
vreugde uitspreken dat hij eigenlijk de doelstel1ingenzoals die in het
voorstel zijn verwoord en de gedachten die daaraan bij liet college ten
grondslag liebben gelegen, heeft ondersteund. Een negatief aspekt heeft de
heer Solleveld genoemd dat wij hierdoor in staat worden gesteld de onge-
breidelde ontwikkelingen te kunnen voorkomen. Dat was precies de bedoe-
ling. Overigens is het zo dat als zich een nieuwe branche meldt en men
voelt daarvoor in de commissie ekonomische zaken, dan is er voldoende
ruimte in de verordening om die mogelijkheid te openen.
In artikel 8 van de tekst staat duidelijk: "Indien op eén aanvraag oiii een
standplaatsvergunning of een ventvergunning afwijzend is bescliikt omdat
het maximum aantal vergunningen voor de betrokken branche is verleend,
dan wordt de aanvrager desgewenst vermeld op een wachtlijst in volgorde
van datum binnenkomst". Oat geeft in ieder geval mede de mogel ijklieid om
te overwegen om uitbieiding te geven aan het aantal in uitzonderingsge-
vallen, Maar inen kan uitgaan van de idee dat dit thans genoegzaam is in-
gevuld. Inzake de desbetreffende opmerking van de lieer Solleveld wijst
27 september 1981