20 december 1984
397
door meerdere sprekers is gezegd dat zij de grootste fijnigheid
hebben betracht om van deze karige fondsen toch nog zoveel mogelijk
burgers voor de meest essentiële en belangrijkste delen van woning-
verbetering te kunnen helpen het komend jaar, in de toekomst hopen
op meer. Er wordt dan ook naarstig gezocht naar beroepsmogelijkheden
die er voor ons open zouden staan om de weg te gaan die de raad ei-
qenlijk suggereert. Na een eerste lezing en kennisneming van deze
materie is dat nog niet zo duidelijk, want met een éénmalige uitke-
ring die door gedeputeerde staten aan de gemeenten wordt verstrekt
kan men niet veel doen. Wel kan men als partikulier, als men een be-
schikking heeft gekregen, natuurlijk de gangen inslaan dle daar voor
openstaan, maar de gemeente, als vergaarder van de totale som die
zij moet ultventen, kan niet zo veel doen.
Het college heeft overigens nog geen verdere gesprekken inhoudelijk
kunnen voeren met gedeputeerden en anderen die daar bij zijn, want
het heeft de verklaringen alleen nog maar ambtelijk binnen, en wel
mondeling.
Op de vraag van mevrouw Karssen wat eraan te doen is, zegt spreter
te denken dat dit heel weinig is, maar wat eraan te doen is zal het
college niet nalaten.
Mevrouw Van der Pas heeft een pluim gegeven voor de fijnzinnlgheld
van onze mensen. Natuuriijk mag het college met de vlag gaan strlj-
ken, maar het geldt met name voor de mensen die er hard aan hebben
gewerkt en daar veel zorg aan hebben besteed. Zij hebben in 3 of 4
instanties met elkaar zitten afwegen hoe men kan bereiken dat zoveel
mogelijk mensen voor de meest essentiële voorzieningen kunnen worden
Als de heer Borghouts spreekt over de noodzakelijkheid en de direkte
machtsmiddelen die de gemeente ten dienste staan bij bijvoorbeeld
vernieuwing van elektriciteitsnetten, en om souplesse vraagt zodat
er een goede realistische uitvoerlng is van wet en van maatregel
dan is dat wel de geest waarin het college zonder enige twijfel wil
werken, waarbij hij natuurlljk graag de veiligheid van de burger
voorop wil stellen.
Wat de heer Borghouts heeft gezegd over het al of niet dêreguleren
en wat hij daarvan verwacht, vreest spreker dat hij het daarmee eens
moet zljn, maar met hetzelfde recht zegt hij de vo gende keer dat
hij het niet met de heer Borghouts eens is omdat hij het nog nlet
weet.
Mevrouw Van der Pas heeft de pluim inderdaad niet direkt aan het
college maar indirekt aan diegenen overgedragen, die de opstellers
van dit stuk waren.
De heer Borghouts stelde dat meerderen spreken over déregulering
waar hij het dan niet mee eens is. Als hij spreekt over 750 regelin-
qen dan neemt spreekster aan dat hij bedoelt dat iedere gemeente zijn
eigen regeling maakt en dat betekent haars inzlens dat de burgers van
éên gemeente met éên regeling te maken hebben, dus is er wel terdege
sprake van déregulering.
De heer Borqhouts had het eigenlijk bedoeld als filosofische op-
merking, maar wil het toch even uitbouwen.