384
20 december 1984
De voorzitter is blij dat in het zicht van de kerstboom de zaak toch
tot bepaalde proporties is kunnen worden herleid.
Spreker konstateert dat er door de hele raad heen instemming is met dat-
gene wat men met een heel breed woord regeling zou kunnen noemen.
Maar in wezen is het natuurlijk geen regeling, maar in ieder geval is
het een konstatering van een verantwoordelijkheid, waar het college naar
zijn idee ook in het verleden al niet onderuit kon, dat het college door
de raad aanspreekbaar 1s voor het beleid dat in de gebouwen van de gemeen-
te gebeurt. Dat 1s een zaak die theoretisch altijd al zo geweest is, maar
naar aanleiding van de debatten van de raad in mei bleek dat het college
voor bepaalde verrassingen kwam te staan 1n die zin, dat het coilege zich
eigenlijk niet realiseerde hoe het feitelijke beleid in de loop der jaren
was gegroeid. Dat is heel gewoon zakelijk aanleiding geweest om te zeg-
gen dat het college in ieder geval moet weten wat zich voordoet. Een aan-
tal zaken worden wei rechtstreeks aan het college gevraagd, zoals het
gebruik van de burgerzaalmaar er zijn nu éénmaal onderdelen van het ge-
meenteiljk apparaat, men denke aan het politlebureau, aan het g.t.b. of
de bibllotheekwaar een aantal zaken zouden kunnen spelen waar het co|-
lege tot nu toe weinig weet van had. Het belangrlJkste punt is dus dat
het college gezegd heeft dat als er toch iets bijzonders van externe
aard is, dan moet het in principe weten wat daar speelt en dan zijn er
natuurlijk veel zaken dle 1n de praktijk nauwelljks 1n het college komen
omdat dat betrekkelijk weinig belangrijke en heel normale affaires zijn,
maar er zullen een aantal zaken zijn die misschien toch wel even bespro-
ken zouden moeten worden.
Het college vond het te mager en ook in strijd met de toezegging dle
destijds aan de raad is gedaan, om niet een indikatie te geven van hoe
het beleid naar zijn idee zou moeten zijn. Dat was moeilljk want de poli-
tieke lijnen in de raad zetten zich 1n ons systeem nu éénmaai 1n het col-
lege voort, dus het was nu niet zo erg gemakkelijk om dit aan te geven.
Er zijn nu éénnaal mogel1jkheden van meerderheldsbeslIssingen van het
college bij dergelijke zaken, het college heeft toch een poglng gedaan
om op één noemer te komen. Terecht heeft de heer Borghouts dat gerele-
veerd, dat is inderdaad een moeizaam proces geweest, eigenlijk was ook
niet anders te verwachten.
Als gesteld wordt dat het college 1n princlpe moet zorgen voor de stands,
dan denkt spreker daarbij aan de praktijk in de bibliotheek, want ergens
anders heeft men dat nog niet gehad. Er zljn wel stands 1n de burgerzaal
geweestmaar dat betrof aktiviteiten die mln of meer door het college
of op verzoek of op ultdrukkeiijke uitnodiging van het college daar
plaats vonden. Hij denkt in dit geval dus even aan de bibliotheek, want
stands van burgers in het politlebureau zijn haast niet voorstelbaar.
Natuurlijk is alles mogelijk; denkbaar is een stand van de reklassering
of lets van dien aard of een burgerwacht, maar dat lijkt spreker nu niet
zo voor de hand liggend.
Zoais in het meerderheldsbesluit duidelljk is geformuleerd heeft de ge-
meente tot nu toe nooit gezorgd voor stands, dat is een beleid dat zich
heeft aangediend vanult de burgerij, maar uitsluiten kan men het niet.
Als de gemeente piotseiing denkt dat het leuk 1s om wat aan flora en
fauna te doen en zij zou dat deze keer eens in de bibllotheek doen, dan
is dat niet ondenkbaar; de gemeente heeft de mogel1jkheid, dus waarom
niet. Dus spreker zou het bepaald nlet wlllen uitsluiten, maar het coi-
lege heeft er 1n de tekst van de regellng niet aan gedacht. Uit de wij-
ze waarop deze visie is gesteld kan men opmaken dat het niet de bedoe-