25a,b
onderwijs werkzaam zijn. Het overgangsprotocol strekt er toe een meer
evenwichtige situatie te doen ontstaan in de onderlinge afvloeiings-
volgorde tussen ex-ieidsters en ex-onderwijzers/essen.
Indien geen protocol-bepaling wordt opgenomen is het diensttijd-cri-
terium maatgevend voor de afvioeiingsvoigorde van de teamleden van de
basisschool. In dit geval dient wel overleg te worden gevoerd met de
betrokken personeelsvakorganisaties.
Zoals reeds hiervoor is vermeld, hebben deze volledig ingestemd met
een afvloeiingsregeling met protocol-bepaling, zodat het aanbeveling
verdient de Model-regeling als zodanig in zijn geheel over te nemen.
Op grond van de Wet op het Basisonderwijs zou vaststelling van de Af-
vloeiingsregeling door ons College als bevoegd gezag moeten geschie-
den, tenzij uw raad anders bepaalt.
Gelet op de reeds gedurende vele jaren gevolgde praktijk nemen wij
aan, dat u de bevoegdheid tot het vaststellen, wijzigen en intrekken
van de afvloeiingsregeling aan zich wenst te behouden. Een argument,
dat hiervoor pieit, is verder, dat een dergelijke regeling (inklusief
het overgangsprotocoleen grote reikwijdte heeft voor de betrokken
scholen en de daaraan verbonden personeeisleden en dat het van belang
is, dat de regeling zo breed mogelijk wordt gedragen.
Een ontwerp-besluit, waarbij uw raad deze bevoegdheid aan zich voorbe-
houd, gaat hierbij.
Wij stellen u voor over te gaan tot vaststelling van dit ontwerp-be-
sluit, alsmede van het mede bijgevoegde ontwerp-besluit tot vaststel-
ling van de "Verordening betreffende de volgorde van afvloeiing van
het onderwijzend personeel van de openbare scholen voor basisonder-
wijs".
Burgemeester en wethouders van HEEMSTEDE
De secretaris,
W.H.van den Hoek
De burgemeester
O.R.van den Bosch.
2e afd.
28 februari 1985