2 mei 1985 81 XII. Politiebeleidsplan. (volgnr. 44) De heer Borqhouts brengt naar voren dat het niet zo vaak voorkomt dat de politie uitgebreid besproken wordt. Toch zijn daar wel redenen voor. Het politieapparaat is êén van de twee instrumenten waarvan een staat zich bedient om zo nodig het gezag met geweld te handhaven. Het andere apparaat is de krijgsmacht. En alleen al dat geweldsmonopo- lie vereist een voortdurende kontrôle op dat apparaat door het bestuur en een voortdurende verantwoording van dat apparaat aan het bestuur. Een andere reden voor die kontrôle is dat de politie als instrument van de overheid ten dienste moet staan, zoals elk overheidsapparaat overigens, van zijn kliënten, de burgers. Dat valt ook af te leiden uit de taak van de politie, zoals deze is neergelegd in artikel 28 van de Politiewet. Dat artikel luidt dat de politie tot taak heeft in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregelen te zorgen voor de daadwerkelijke handha- ving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze be- hoeven. Ogenschijnlijk duidelijk, maar sprekers fraktie denkt toch niet dat het zo is. Want wat die rechtsorde is valt niet zo maar te zeggen. Dat hangt af van plaats, tijd en omstandigheden. Het maakt verschil of het gaat over noord-oost Heemstede of de binnenstad van Amster- dam. Maar in alle gevallen geldt dat het uitermate ongewenst is dat de politie elke verstoring van de rechtsorde poogt recht te buigen, althans wanneer de politie dat steeds poogt met justitiële middelen. Daarover zal wel iedereen het eens zijn. Een vraag die uit die kon- statering voortvloeit is wat dan wel en wat er niet moet worden aan- gepakt en wie dat bepaalt of wie dat zou moeten bepalen. Het antwoord is: de overheid natuurlijk, dat staat ook in het concept-beleidsplan. Dat is juist maar zegt op zich ook weer weinig. Wie is die overheid, het kabinet, de hoofdofficier van justitie, de burgemeester, de ge- meenteraad, de korpschef? In voortdurende samenspraak met elkaar zul- len zij die vraag moeten beantwoorden. Ieder van de genoemden krijgt zo zijn impulsen. Dwingende regelingen worden opgelegd aan de ene vragen van de inwoners worden gesteld aan de ander. Het moet gezegd dat het nu voorliggende beleidsplan nog te weinig konkrete aankno- pingspunten biedt naar de mening van sprekersfraktie om aan te geven waar de prioriteiten van de politie in Heemstede moeten liggen. Dat zal wel in de tweede fase moeten gebeuren. In zijn algemeenheid kan zijn fraktie nu wel dit zeggen: zij verwacht van de politie meer wijkgericht en meer preventief werk. Meer wijkgericht, bekendheid van de politiefunktionarissen met hun terrein is belangrijk, net zoals het belangrijk is dat de burgers de politie regelmatig zien en gemak- kelijk kunnen aanspreken. Naar haar mening zou de wijkagent de basis moeten vormen van zo'n wijze van werken. Meer preventief, omdat de zichtbare aanwezigheid van de politie van invloed kan zijn op het al dan niet voorkomen van strafbare feiten. Met name denkt zij dan aan vandalisme, ordeverstoringen, winkeldiefstallen en inbraken. Voor de werkwijze die door sprekers fraktie wordt voorgestaan zal nodig zijn een goede informatievoorziening over incidenten en de verspreiding daarvan in Heemstede. Spreker h'eeft begrepen dat daarvoor inmiddels een informatiecentrum is opgericht. Hij neemt aan dat in het komende jaarverslag op het funktioneren daarvan wordt ingegaan, zoals hij in

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1985 | | pagina 15