2 mei 1985
91
zij het misschien niet zo wetenschappelijk als die landelijke cijfers,
en er is een poging gedaan om een indruk te geven van zoals wij menen
dat hier ongeveer de tijd besteed is. Spreker kan in ieder geval zeggen
dat de nevenaktiviteiten bij ons op 29% liggen en dat is al geen laag
percentage; dat is landelijk nog veel hoger geraamd, ruirn boven de 30%.
Als men dat voor het eerst ziet kan men daar een beetje van schrikken.
Het is in ieder geval een zaak waar ook in de toekomst naar gekeken zal
moeten worden.
De heer Borghouts heeft ook gesproken over de frustraties bij de mensen
ten aanzien van de kwestie van het vervolgen of niet-vervolgen. Dat
heeft de laatste tijd grote aandacht gehad in de landelijke publikaties
over de politie. Spreker heeft, wat het Arrondissement Haarlem betreft,
van de justitie evenwel de indruk dat wij er zeker niet slecht uitsprin-
gen ten aanzien van de bereidheid van justitie om te luisteren naar dat-
gene wat er bij de politie en ook bij de burgemeester leeft in dat op-
zicht, en op verschillende terreinen schuwt men ook niet orn experimen-
tele wegen in te slaan. Hij noemt de bereidheid van justitie, om ten
aanzien van het vandalisme, civiele akties en justitiële akties met
elkaar te verbinden waardoor onmiddellijk de kwestie van de schadever-
goeding aan de orde komt en gekoppeld kan worden, dus de st.rafrechter-
lijke behandeling. Dat geeft een extra verscherping aan de mogelijkheid
om wat te doen aan het element van de afschuwelijke vandalismesituatie
en hij heeft de indruk dat dat ook wel werkt. Op de diskussie met de
hoofdofficier van justitie hier in de raad is een zeker accent gekomen
in de veranderde doelstelling waar de heer Borghouts zijn nieuwe ver-
anderde versie heeft voorgesteld.
Spreker kan onmiddellijk zeggen dat naar zijn wijze van zien, maar hij
zal dat uiteraard nog met de hoofdofficier moeten opnemen, dat een ver-
betering van de tekst is. Hij heeft daar geen moeite mee. De heer Borg-
houts heeft een percentage gegeven hoeveel vrouwen er in 1991 bij de
politie zouden moeten zijn, namelijk 25%. Spreker vindt het een interes-
sante gedachtengangmaar hij weet het niet. Hij denkt dat heel Neder-
land erg benieuwd is hoe de ontwikkeling zal zijn. Hij heeft de neiging
om vanuit de positieve grondhouding te redeneren, want er zijn goede
ervaringen, maar hele korte ervaringen. Eén van de punten zal zijn dat
er nu allemaal jonge meisjes bij de politie zijn, dat moet men zich
goed realiseren. En bij de politie heeft men ervaring met mannen op alle
leeftijdssituaties. Die ervaring mist men nog op dit moment. We weten
dus nog heel weinig op wat langere termijn en hij denkt, wil men inder-
daad toegroeien naar het genoemde percentage, dat men dan toch heel wat
meer ervaring zal moeten hebben ook in de diepte van de situatie, in de
leeftijdsopbouw van het korps, enzovoort.
De heer Borghouts wil de korpsbeheerder nader betrekken bij de selektie
van de politiemensen. Spreker zegt dat die er toch wel bij betrokken
is, zij het dat het altijd natuurlijk een punt van overleg is in welke
mate men zich als korpsbeheerder daarmee wenst te bemoeien. Hij heeft
een duidelijke betrokkenheid rnet die zaak, zij het uiteraard een be-
trokkenheid in hoofdzaken. Naarmate er meer vakatures zijn komt die
zaak natuurlijk ook wat duidelijker in een struktureel verband naar
vorenwant als er drie, vier sol1icitaties tegelijkertijd mogelijk
zijn dan zit men al weer op een heel andere manier in het vraagstuk en
komt men er veel intensiever mee in aanraking dan wanneer er een enkele
vakature is. Spreker heeft heel goed begrepen waar de heer Borghouts
op doelt en wil daar graag nog eens - daar is de korpschef ook zeker
toe bereid - nader over riadenken op welke manier we daar vorm aan kunnen
geven in de komende tijd.