4e afd. 27 juni 1985 2. Wijze van meten A. Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: 1. oppervlakte van gebouwen: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en de harten van scheidsmuren; 2. goot- en/of boeiing- hoogte van gebouvren: van de horizontale snijiijn van elk dakvlak met elk daaronder gelegen buitenwerks vertikaal ge- velvlak tot aan het peil; 3. hoogte van gebouwen: van het hoogste punt van de bebouwing tot aan het peil; deze hoogte mag slechts worden overschreden door schoorstenen, antennemasten en andere onderge- schikte bouwdelen. B. Voor de toepassing van sub A wordt onder peil verstaan: 1. bij de ligging op een afstand van 10.00 meter van de as van de weg: de kruin van de weg; 2. bij ligging anderszins: de gemiddelde hoogte van aansluitende afgewerkte terreinen. Artikei 2 Bebouwingsvoorschriften. 1. üe gronden vallende onder de begripsbepaling erf en welke zijn gelegen in het plan als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub a, zijn bestemd voor: a. erven bij de gebouwen op de aangrenzende hoofdbebouwingsstrook; b. voetpaden; c. voor bewoning bestemde aan- en uitbouwen; d. garageboxen, bergpiaatsen en andere bijgebouwen; e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; f. praktijkruimten. -12-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1985 | | pagina 12