4e afd. 27 juni 1985 60
2. binnen de erven van bedrijfsgebouwen en woningen:
het opslaan of deponeren buiten de gebouwen van één of
meer aan hun gebruik onttrokken machines, voer- of vaar-
tuigen, alsmede het opslaan van gerede of onklare machines,
voer- of vaartuigen, dan wel het aanleggen of inrichten
van opslagplaatsen daarvoor;
d. het aanleggen of inrichten van sport-, wedstrijd- of speelter-
reinen, banen, kampeer- of caravanterreinendagcampingslig-
of speelweiden, zwemgelegenheden en baad- of speelvijvers
e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, kon-
strukties, installaties of apparatuur, met uitzondering van erf-
scheidingen met een maximale hoogte van 75 cm; onder leidingen,
konstruktiesinstaliaties of apparatuur worden mede begrepen
rekreatieve voorzieningen met uitzondering van eenvoudige voor-
zieningen als een bank, afvalbak of wegwijzer; onder leidingen,
konstruktiesinstallaties en apparatuur worden niet begrepen
voorzieningen, die noodzakelijk zijn voor of verband houden met
het beheer, gericht op de instandhouding van de landschappelijke
of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, of noodzake-
lijk zijn voor of verband houden met de uitoefening van het bos-
bedrijf, dan wel de uitoefening van het agrarisch bedrijf, indieri
en voorzover deze uitoefening reeds plaatsvond op het tijdstip
van inwerkingtreding van dit besluit;
f. werken of werkzaamheden ten behoeve van of verband houdende met
de oprichting of plaatsing van - al dan niet aan hun bestemming
onttrokken - voer- of vaartuigen, arken, caravans en livingvans
voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, als ook
tenten;
g. het aanleggen of inrichten van havens of centra voor de water-
sport en het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, van
kaden of van aanlegplaatsen voor boten;
h. werken of werkzaamhedenwelke wijzigingen van de waterhuishou-
ding of de waterbestand beogen of tengevolge hebben;
- 5 -