4e afd 28 noveiafer 1985 ARTIKEL 6 ERF (E) 1. De op de kaart als zodanig aangegeven gronden zijn bestemd voor erf bij gebouwen op hetzelfde bouwperceel of het perceel waartoe zij blijkens hun situering behoren. 2. Op deze gronden zijn in verband met de in lid 1 bedoelde bestem- ming toelaatbaar: a. bijgebouwen zoals praktijkruiinten, autoboxen en bergingen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; c. tuinen, waaronder begrepen zijn verhardingen 3. De bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de aanwijzingen op de kaart en de volgende bepalingen: a. de oppervlakte van de bijgebouwen mag per woning ten hoogste 30% van de oppervlakte van het erf bedragen met een maximum van 30 m2; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag ten hoogste 2.00 m bedragen; 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3 onder a voor het vergroten van de maximaal toelaatbaar te bebouwen oppervlakte ten behoeve van de bouw van bouwwerken als bedoeld in lid 2 onder a behorende bij een woonhuis op de aangrenzende bebouwingsstrook tot. een maximum van 40 m2. 5. Een vrijstelling als bedoeld in lid 3 wordt niet verleend dan nadat de commissie voor ruimtelijke ordening en volkshuisvesting is gehoord en dan nadat belanghebbenden gedurende 14 dagen na publicatie in de gelegenheid zijn gesteld daartegen schriftelijk bezwaren in te dienen. 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen oint.rent de situering, de lengte en de hoogte van de gebouwen, die in- gevolge het bepaalde in lid 2 toelaatbaar zijn, indien deze gebouwen over een lengte van meer dan 2.00 m, hetzij in de erfscheiding, hetzij binnen een afstand van 2.00 m hiervandaan zullen worden gebouwd, ten- einde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodige na- delige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aan- grenzende erven en overigens met dien verstande dat: a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet oneven- redig wordt geschaad; b. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 2 en lid 3 ten aanzien van het te bebouwen gedeelte van de gronden: c. de goothoogte niet wordt teruggebracht tot beneden 2.50 m.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1985 | | pagina 18