139
Artikel 2 Vrijstelling voor kleine bouwwerken en geringe afwijkingen
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van
de bepalingen van het plan voor:
a. het bouwen van kieine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten
behoeve van openbare nutsbedrijven en van andere naar doelstelling
daarmee vergelijkbare instellingen, zoals transformatorhuisjes, schakel-
huisjes, gemaalgebouwtjestelefooncellen en wachthuisjes voor verkeers-
dienstenmits deze niet groter zijn dan 50 m3 en de goothoogte niet
meer bedraagt dan 3.00 m;
b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaat-
kundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keer-
muren;
c. geringe veranderingen in de tracâs van wegen en de aanpassing daaraan
van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen, indien bij definitieve
uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van
het terrein slechts kan worden uitgevoerd als op ondergeschikte punten
van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat het tracé van een
weg, alsmede de bestemmingsgrens ten hoogste 2.00 m mag worden verlegd;
d. afwijkirigen van het plan, inbegrepen bebouwingsgrenzen en -oppervlakten,
teneinde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op
grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling
en/of situering blijkt, dat aanpassing van het plan noodzakelijk is en
de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de struktuur van
het plan en de belangen van derden niet worden geschaad, met dien ver-
stande dat de afwijking niet meer mag bedragen dan 10%.
2. Een besluit tot vrijstelling als bedoeld in lid 1 onder a en d wordt
niet genomen, dan nadat de Commissie voor ruimtelijke ordening en volks-
huisvesting is gehoord en dan nadat belanghebbenden gedurende 14 dagen
in de gelegenheid zijn gesteld daartegen schriftelijk bezwaren in te dienen.
- 16 -
4e afd.
19 december 1985