4e a'd- 27 februari 1986 21
d. indien vergunningverlening het in gebruik hebben van meer dan êên wo-
ning tot gevolg zou hebben.
2. De weigeringsgronden, genoemd in het vorige lid, onder a, gelden niet:
a. ten aanzien van degenen die niet of niet meer duurzaam aan het arbeids-
proces deelnemen. Hiertoe worden in elk geval gerekend gepensinneerden
ernstig invaliden en langdurig werklozen;
b. ten aanzien van remigranten;
c. ten aanzien van degenen die na echtscheiding of scheiding van tafel en
bed in verband. met die omstandigheid dringend een woning behoeven;
d. ten aanzien van degenen die een procedure tot echtscheiding of schei-
ding van tafel en bed aanhangig hebben gemaakt en een voorlopige voor-
ziening als bedoeld in artikel 825b of 825c van het Wetboek van Bur-
gerlijke Rechtsvordering hebben verkregen, indien zij in verband met
die omstandigheid dringend een woning behoeven.
3. De woonruimtevergunning wordt steeds verleend aan de eigenaar van een wo-
ning welke laatstelijk door zijn rechtsvoorganger gedurende een termijn
van tenminste zes maanden onafgebroken als eigenaar werd bewoond, indien
deze rechtsvoorganger ten genoegen van burgemeester en wethouders heeft
aangetoond dat hij:
ade woning door een beëdigd taxateur heeft laten taxeren;
b. het desbetreffende taxatierapport aan het gemeentebestuur heeft over-
gelegd, en
cde woning voor een op basis vari het taxatierapport redelijk te achten
vraagprijs tenminste twee niaal per maand een advertentie in ëên of
meer plaatselijk of regionaal verschijnende bladen gedurende drie
maanden tevergeefs te koop heeft aangeboden aan personen die ingevol-
ge deze verordening voor een woonruimtevergunning in aanmerking komen;
de termijn van aanbieding vangt aan op de datum waarop voor de eerste
maal een aanbieding als vorenbedoeld heeft plaatsgevonden. De adver-
tentie dient in ieder geval te bevatten: het adres en de vraagprijs
van de woning.
4. Bij lokale en interlokale woningruil worden de eisen van ekonomische bin-
ding niet gesteld in de gevallen waarin een der bij de ruil betrokken
partijen elders in of buiten de gemeente daadwerkelijk een werkkring
heeft aanvaard dan wel een der partijen een persoon is, als genoemd in
1id 2, van dit artikel
-9-