4e afd.
29 mei 1986
64
3. Indien het gebouw op grond van artikel 256 van de bouwverordening is
voorzien van een bliksemafleiderinstallatie dient deze in een goede
staat van onderhoud te verkeren.
4. a. In een bejaardenoord geschiedt de ruimteverwarming door middel
van een centrale verwarmingsinstallatie. Deze dient te voldoen
aan het gestelde in MEN 3028. In de c.v.-ruimte mogen geen goede-
ren worden opgeslagen.
b. De centrale verwarmingsinstal Iat,ie dient ten minste éénmaal per
jaar door een deskundige te worden gekontroleerd. De houder van
het bejaardenoord dient in het bezit te zijn van een schriftelij-
ke veiklaring van deze kontrôle.
c. üe gasmeteropstelling en regelruimte moeten steeds beschikbaar
zijn voor deskundigen, zodat kontrôle - desnoods afsluiten - van
de gastoevoer zonder vertraging kan plaatsvinden. Grondafsluiters
moeten zodanig zijn opgeborgen, dat deze indien nodig direkt kun-
nen worden gebruikt.
d. De rookgasafvoerkanalen dienen ten minste ëênmaal per jaar door
een deskundige te worden gekontroleerd en zonodig gereinigd te
worden. De houder van het bejaardenoord dient in het bezit te zijn
van een schriftelijke verklaring van deze kontrôle.
e. Een gasgestookte centrale verwarmingsinstallatie mag alleen in een
dakopbouw worden ondergebracht of in een apart daarvoor bestemd ge-
bouw.
5. Het gebruik van andere dan de in artikel 13 (nr. 4) genoemde verwar-
mingstoestellen is verboden.
Niet onder dit verbod vallen voor bijverwarming bedoelde elektrische
toestellen die:
- geen hogere oppervlaktetemperatuur kunnen bereiken dan 60° Celsius;
- speciaal voor badkamers e.d. zijn ontworpen (elektrische straal-
kachels), mits goedgekeurd door de KEHA.
-12-
- KIïHA goedgekeurd zijn;