30 oktober 1986
291
Het is natuurlijk mogelijk om de vraagstel1ing in de tweede fase van de
enquête zoals die nu voorgesteld wordt, heel speciaal toe te spitsen
op vragen over maten, vormen, aantal gewenste slaapkamers, of rnen een
zolder wil, of men prijs stelt op een grote tuin of dat men liever een
grote woning wil, enzovoort. Dat kari allemaal in de tweede fase van dat
onderzoek naar voren koinen bij die te enquêteren personen die te kennen
hebben gegeven wel te willen verliuizen. Wat. men dan met. die konklusies
aan kan - dat was vooral de vraag van mevrouw Knrssen - is natuurlijk
het volgende.. Mevrouw Karsseri stelt dat eigenlijk al zo'n beetje vast-
staat dat men bij de Prinsenlaan te makeri heeft met een bouwplan van
150 ééngezinswoningen in de goedkopere huur- en koopsfeer. Het college
heeft daar nooit een besluit over geriomen. Waarom staat dat "vast" op
dit moment Omdat men weet dat er geen kontingenten zijn en omdat rneri
bovendien weet dat beleggers niet geïnteresseerd zijn in meergezins-
woningen, met andere woorden, als de gemeente zonder kontingenten wil
bouwen en wil bouwen met beleggers die daar brood in zien op een manier
die het gemeentebestuur ook verstandig en zirivol lijkt voor de lleem-
steedse woningzoekenden, dan kan men ongeveer uittekenen dat men uit-
komt op éëngezinswoningen en dat daar wel een redelijke verdeling uit
zal rollen naar verhouding huur en koop. Maar dat is door die rand-
voorwaarde min of meer beslist, riiet doordat daar een beslissing over
genomen is. In die zin kan een uitslag van een enquête het bouwplan
dus ook niet beïnvloeden. Wensen ten opzichte van aantallen slaapka-
mers, of zaken die spreekster zojuist noemde, zouden welals ze
duidelijk naar voren komen, dat toekomstig bouwplan kunnen beïnvloerieri.
Men moet zich alleen wel afvragen of de mensen die nu de antwoorden
op die vragen geven ook de toekoinstige bewoners zullen zijn, want dat.
is natuurlijk helemaal niet zeker. Men kan heel goed nu de enquête in-
vullen, maar als over 3 4 jaar die huizen daar staan kan men zeggen:
mijn gezinssituatie of iets anders is veranderd, in ieder geval blijf
ik zitten waar ik zit en ik verhuis niet naar de Prinsenlaan. Meri tast
wat dat betreft in fget duister.
Men moet zich ook in redelijkheid afvragen of het woonwensenonderzoek
vepl nieuws zal opleveren. Spreekster herinnert zich dat mevrouw Kars-
sen bij de behandeling van de nota "Wonen in Heemstede" heeft gezegd:
het is fijn en mooi dat de nota er nu ligt, een heleboel nuttige
gegevens bij elkaar, maar het is nu niet zo dat het allemaal is om van
je stoel te vallen van verbazing. Het zou best eens kunnen zijn dat men
dat ook zegt als men kijkt naar de uitkomsten van een dergelijk woon-
wensenonderzoek.
De heer Divendal heeft gezegd dat nu wel duidelijk is waar behoeffe aeri
is in Heemstede, dat zijn de goedkopere huurwoningen. Men kan dat met
een tegenvraag beantwoorden: waarom is dat duidelijk Het college weet
dat gewoon, het weet natuurlijk al heel veel, omdat er ên bestuurlijk
ên ambtelijk veel gesprekken worden gevoerd met de woningzoekenden
waarbij globale grenzen worden genoteerd over het. inkomeri, wat voor
huur men kan ophrengen, enzovoort. Ilot college hecft daardus een indruk
van. Maar het heeft natuurlijk over meer zaken een indruk, ook ten aan-
zien van de verhuisgeneigdheid van de ene woning naar de andere. Met
andere woorden: het is niet zo dat liet college niets weet. Wat het weet
weet het voor een deel ook doordat het beschikt over de uitkomsten van
regionale woonwensen, wel uitgebreide woonwensenonderzoeken. Dat is van
middag riog ge'fnformeerd omdat toen men over de nota sprak in maart, men