173
25 juni 1987
is zakelijker, de duimschroeven moeten verder aan en dat heeft men de af-
gelopen vergaderingen gemerkt. Het beleid op financieel gebied gaat een
steeds belangrijker plaats innemen. [)e druk op de financiën zal eerder
toenemen dan wegebben. Wat dat betreft zal ik met aandacht de perikelen
volgen die u voor de voeten worden geworpen en die u doorgegeven krijgt
van de landelijke overheid. Van één ding ben ik overtuigd: we hebben vaak
gezegd eri die sfeer heerste af en toe in de raad, als het niet uit de
lengte kan dan moeten we maar zien dat iets nieuws uit de breedte kan.
Het zou me niets verbazen als er bepaalde momenten aanbreken dat het niet
uit de lengte kan en ook niet uit de breedte, dus dat bepaalde dingen he-
lemaal niet kunnen en dat is toch een gegeven waar je terdege rekening
mee moet houden. Misschien een wat serieuze afsluiting, maar ik wilde het
hierbij laten. Ik heb het een uiterst prettige tijd gevonden." (applaus)
Mevrouw Karssen: "Heel hartelijk dank voor de vriendelijke woorden
die u mij deed toekomen. tl zegt: je gaat altijd weg met gemengde gevoe-
lens. Dat is natuurlijk meestal zo, maar in dit geval is dat heel beslist
het geval. U memoreerde de krant al even, ik heb lange tijd nodig gehad
om tot een besluit te kunnen komen van: wat wil ik nu. Maar het is niet
altijd alleen een kwestie van willen, het is ook wel eens moeten kiezen.
U had het over nevenfunkties, in de politiek noem je het geen nevenfunk-
ties als mensen twee funkties hebben, maar bij mijn politieke partij is
het nu eenmaal zo dat je niet én in de gemeenteraad én in de Staten mag
zitten; er zitten voor- en nadelen aan zo'n dubbel 1idmaatschap.
De partij heeft de nadelen zwaarder laten wegen. Ik denk dat het heel
verstandig is, maar ik vind het jammer dat de voordelen teloor gaan en
voor mij zou het een voordeel geweest zijn lekker hier te kunnen blijven
en toch in het Haarlemse te kunnen opereren, maar dat is dus niet het ge-
val
Dit weggaan doet me wel wat. Ik heb het fijn gevonden deel te mogen uit-
maken van deze raad, maar dat was ook een beetje de verwachting die ik
had vöör ik erin kwam. Ik dacht: dat besturen lijkt me gewoon fijn en om
daarin mee te funktioneren was iets waar ik me wel op verheugde.
Maar zo vlak vöôr het aantreden als raadslid, dat was tussen de verkie-
zingen en installatie in de raad, werd er ineens een flinke deuk toege-
bracht aan die verwachting en ik werd toen goed aan het twijfelen ge-
bracht. Door een opmerking die mij toegevoegd werd dacht ik: zou het wel
zo fijn zijn om mee te besturen in de gemeenteraad? En wie bracht me aan
het twijfelen? Dat was mijn geliefde zoon, hij zit op de publieke tribu-
ne. Hij was toen een jaar of 18 en zei tegen me: ik heb eens nagedacht,
het is eigenlijk heel rampzalig voor een gemeente als die bestuurd gaat
worden door mensen zoals jij, want jij weet helemaal niets. Er heerste
toen even stilte en ik dacht: hij heeft eigenlijk gelijk, ik heb geen
enkele specifieke deskundigheid opgebouwd in een beroepsleven zoals ve-
le anderen welIk dacht: waar heb ik nu eigenlijk verstand van?
Dat heb ik niet laten blijken toen ik hier begin september 1982 aantrad.
Om toen hardop te verwoorden: u hebt een miskoop in de zaal dat lijkt
me ook niet alles. Een maand of twee later kreeg ik toch wat van mijn
zelfvertrouwen terug en zei tegen mijn zoon: "Wouter het is toch niet
zo erg als het lijkt.
Als raadsleden zitten we bij elkaar; sommigen komen uit het bedrijfsle-
ven of zijn ambtenaar of komen uit het onderwijs en die hebben natuur-
lijk een specifieke deskundigheid. Maar met onze grote aantallen com-
missies komen we allemaal in 3, 4 of 5 commissies. Die anderen hebben
waarschijnlijk net van die éne spécifieke commissie verstand en de rest