179
25 juni 1987
beleidsterreinen eens zijn en waren. Maar het is ook waar dat het vaak
vechten, praten en overtuigen was. Soms met succes, soms ook niet.
Soms zelfs denk je dat je succes zult hebben en dan blijkt het toch niet
zo te zijn. Constantijn Huygens wist ongetwijfeld dat het CDA er eens zou
komen. Daarom schreef hij het vers "Ontwaak". Dat luidt als volgt:
"Waar was ik daar, en wie en wat?
Waar ben ik nu, en wat en wie?
Welk is de waarheid, dit of dat;
Of dat ik zag of dat ik zie?
Ik kom van dromen, dat is gewis,
Nu gaan ik werken, zo ik meen,
Maar daar het een als 't ander is,
Welk is het zekerste van tween?"
Over naar de professionele bestuurder van het CDA in het college, de bur-
gemeester.
Allereerst oprecht dank voor de woorden die u tegen me heeft gesproken.
Ik heb wel meer dan êén jaar het gevoel gehad, want hoewel wij op zeer
verschillende plaatsen zaten, ook van zeer verschillende huize kwamen -
ik ben maar een eenvoudige boerenjongen en dat kan van uw familie denk ik
niet gezegd worden - ondanks de tegenstel1ingen die er ongetwijfeld zijn
heb ik toch altijd het gevoel gehad dat er zeker raakvlakken waren in ons
denken en voelen op bepaalde terreinen van het openbaar bestuur en met
name op het terrein van het openbaar bestuur zelf: de inrichting, het
funktioneren daarvan, het openbare orde-apparaat de politie, het veilig-
heidsapparaat de brandweer. Vaak waren we daarover, hoe je daarmee moest
omgaan, de denkbeelden die u daarover had, eensgezind.
Nog verder, in ieder geval van mijn kant, was er altijd zeer veel waarde-
ring voor u en uw optreden in de raad. Dat u vanavond zulke waarderende
woorden tegen mij hebt gezegd vind ik gewoon heel fijn. Ik dank u daar
hartelijk voor. Niettemin bent u in mijn ogen ook een vat vol tegenstel-
lingen, waarbij ik overigens de laatste zal zijn om dat nu afkeurenswaar-
dig te vinden. Integendeel, want als ik dat zou menen dan zou ik heel
grondig aan mezelf moeten gaan werken en daar heb ik gewoon geen trek in.
Vaak is mij de afgelopen jaren gevraagd: wat is dat nu voor man die bur-
gemeester? Merkwaardig genoeg vroeg men dat meestal op de tennisbaan.
Ik denk dat uw prestaties daar toch niet aanleiding kunnen zijn geweest
voor zo'n vraag. Uw optreden daar was gewoon van een konstant gehalte.
Mijn antwoord op die vraag kan u overigens niet verrassen. Ik heb het al
gezegd, ik vind u uiterst charmant, ik vind u voorkomend en innemend en
ik vind dat u veel aandacht heeft, maar dat ook laat blijken, voor het
persoonlijk wel en wee van mensen met wie u te maken heeft. In het licht
van die eigenschappen krijgt zelfs uw gemopper voor mij nog iets lichts
en iets vriendelijks. Anderen in uw zeer naaste bestuurlijke omgeving,
zullen daar misschien anders over denken, maar wellicht ligt het aan hen.
Als voorzitter van de raad wenste u een ordelijk verloop, geen of niet
teveel interrupties en vooral ook zeker geen amendement zonder onderteke-
ning, maar tegelijk klaagde u wel over een loop van de vergadering die
niet aanstonds opviel door een sprankelend geheel.
Zeer gewaardeerd heb ik uw relativerende, samenbindende woorden als de
diskussie een wat zware stemming had gebracht. Dat kwam wel eens voor en
u wist dan toch door een enkele opmerking of door een toespraak de sfeer
wat op te helderen. Uw bij tijd en wijle verstrooide verwondering heeft
ongetwijfeld Cees Buddingh tot het volgende geïnspireerd. Hij noemde het
"Pluk de dag"
"Vanochtend na het ontbijt