4e afd.
24 september 1987
108
ad 1. Reclamants bezwaar tegen het niet bebouwen van het Beatrixplantsoen
conform de indertijd gepresenteerde plannen, berust op de volgens re-
clamant archtitectonische aantasting door de voorgenomen bouw van een-
gezinswoningen. Uit de toelichting, onder 3.4 "Het Noordelijk Plandeel",
blijkt dat de eerder gedachte woningbouw in gestapelde vorm niet haal-
baar is, reden waarom voor een aanpassing van deze onderdelen van het
plan is gekozen, waarbij passend in de structuur uitgegaan wordt van
laagbouw. Ten behoeve van de realisering van deze laagbouw zal een
anticipatieprocedure ex art. 19 WRO worden gevoerd, waarbij de plan-
nen 14 dagen ter visie worden gelegd en waartegen eventueel bezwaar
kan worden gemaakt. In een later stadium zalconform het onderhavige
plan, een apart bestemmingsplan worden opgesteld, waarbij ernaar ge-
streefd wordt dit plan te integreren in het onderhavige plan, o.m.
door de voorschriften overeenkomstig van toepassing te verklaren.
Gedurende de bestemmingsplanprocedure kan eveneens bezwaar tegen de
plannen kenbaar worden gemaakt.
ad 2. De in artikel 7 bedoelde hoogte van 1.20 m heeft betrekking op gebouw-
de erfafscheidingen. In principe mogen erfafscheidingen, overeenkom-
stig artikel 7, lid 3, i, achter de van de weg gekeerde gevel van een
woning en in het verlengde van de woningscheidende wanden, alsmede in
het verlengde van zijgevels over een maximale lengte van 2.50 m een
hoogte hebben van 1.80 m. Hierdoor wordt in voldoende mate de privacy
gewaarborgd.
ad 3. Aan dit bezwaar is alsnog tegemoet gekomen. De betreffende bepaling is
uit de voorschriften geschrapt.
ad 4. Het plan voorziet in een parkeercapaciteit van 1,3 pp/won, hetgeen als
voldoende wordt beschouwd.
Door de stedebouwkundige situatie zal plaatselijk een iets grotere
parkeerdruk kunnen ontstaan, wat dan kan leiden tot wat grotere loopaf-
stand.
- 5 -